ECLI:NL:RVS:2012:BV1186
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- R.W.L. Loeb
- R. Grimbergen
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake openbaarmaking kandidatenlijsten gemeente Enschede
Op 12 januari 2012 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het betreft een hoger beroep van de burgemeester van Enschede tegen een uitspraak van de rechtbank Almelo van 19 oktober 2011. De rechtbank had geoordeeld dat de burgemeester de kandidatenlijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 en 2010 aan de wederpartij moest openbaarmaken, inclusief de adresgegevens van de kandidaten. De burgemeester had eerder, bij besluit van 8 juli 2010, het verzoek van de wederpartij om openbaarmaking van de kandidatenlijsten voor de verkiezingen van 2002 en 2006 afgewezen, maar de lijst voor 2010 gedeeltelijk openbaar gemaakt. Na de uitspraak van de rechtbank heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet direct aan de uitspraak van de rechtbank hoefde te voldoen.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek behandeld op 22 december 2011. De burgemeester, vertegenwoordigd door zijn advocaat, heeft het verzoek toegelicht. De voorzitter overwoog dat uitvoering van de uitspraak van de rechtbank tot onomkeerbare gevolgen zou leiden, aangezien de adresgegevens openbaar gemaakt moesten worden. De voorzitter concludeerde dat de wederpartij geen zwaarwegend belang had bij onmiddellijke openbaarmaking van de gegevens, waardoor het mogelijk was om de uitspraak op het hoger beroep af te wachten. Daarom werd besloten dat de burgemeester geen uitvoering hoefde te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist.
De beslissing werd op 12 januari 2012 openbaar gemaakt, waarbij de voorzitter, mr. R.W.L. Loeb, en ambtenaar van staat mr. R. Grimbergen aanwezig waren. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daarvoor geen aanleiding bestond.