ECLI:NL:RVS:2012:BV1166

Raad van State

Datum uitspraak
11 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201110585/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Buitengebied 2011 van de gemeente Bergeijk

Op 11 januari 2012 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door [verzoeker] en anderen tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, dat op 9 augustus 2011 aanwijzingen had gegeven aan de raad van de gemeente Bergeijk met betrekking tot het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011', dat op 7 juli 2011 was vastgesteld. De verzoekers stelden dat zij belanghebbenden waren en vroegen de voorzitter om een voorlopige voorziening te treffen.

De zitting vond plaats op 21 december 2011, waar de verzoekers en het college vertegenwoordigd door A.J. Vos aanwezig waren. Ook de raad van de gemeente Bergeijk was vertegenwoordigd door D. Nas-van Helvoort en mr. T. Duffhues. De voorzitter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening een voorlopig karakter had en niet bindend was voor de bodemprocedure.

De voorzitter concludeerde dat de reactieve aanwijzing geen betrekking had op de relevante delen van het bestemmingsplan voor de verzoekers. Hierdoor was de verwachting dat de Afdeling het beroep van de verzoekers niet-ontvankelijk zou verklaren, omdat zij geen belanghebbenden waren in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet op deze overwegingen werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 januari 2012.

Uitspraak

201110585/2/R3.
Datum uitspraak: 11 januari 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Dommelen, gemeente Valkenswaard, en anderen,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 augustus 2011 heeft het college aan de raad van de gemeente Bergeijk een aantal aanwijzingen gegeven als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) met betrekking tot het door de raad bij besluit van 7 juli 2011 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied 2011".
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 oktober 2011, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 december 2011, waar [verzoeker] en anderen en het college, vertegenwoordigd door A.J. Vos, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
Verder is ter zitting de raad, vertegenwoordigd door D. Nas-van Helvoort en mr. T. Duffhues, beiden werkzaam bij de gemeente, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wro kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit als het aan de orde zijnde.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.3. De voorzitter stelt vast dat de reactieve aanwijzing geen betrekking heeft op de voor [verzoeker] en anderen relevante delen van het bestemmingsplan. Naar verwachting zal de Afdeling het beroep van [verzoeker] en anderen tegen de reactieve aanwijzing dan ook niet-ontvankelijk verklaren, omdat zij geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2012
350-656.