ECLI:NL:RVS:2012:3

Raad van State

Datum uitspraak
13 december 2012
Publicatiedatum
9 april 2014
Zaaknummer
201208727/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen inreisverbod en niet-ontvankelijk verklaring rechtbank

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, waarbij de vreemdeling werd opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod werd opgelegd. Dit besluit dateert van 18 juli 2012. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, die op 8 augustus 2012 het beroep niet-ontvankelijk verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 13 december 2012 geoordeeld dat de rechtbank de vreemdeling ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat de vreemdeling tijdig beroep heeft ingesteld en dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift niet kon worden verkort. De Raad heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank moet beslissen over de proceskosten die in hoger beroep zijn gemaakt.

De proceskosten zijn vastgesteld op een bedrag van € 437,00. De uitspraak van de Raad van State is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 13 december 2012.

Uitspraak

201208727/1/V1.
Datum uitspraak: 13 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 8 augustus 2012 in zaak nr. 12/23430 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.
Procesverloop
Bij besluit van 18 juli 2012 heeft de minister de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en tegen haar een inreisverbod uitgevaardigd. Dit besluit is aangehecht.
Bij mondelinge uitspraak van 8 augustus 2012 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De minister (thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie) heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De vreemdeling klaagt in de grieven dat de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. Bij faxbericht van 20 juli 2012 heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het besluit van 18 juli 2012.
Bij faxbericht van 24 juli 2012 heeft de rechtbank de vreemdeling meegedeeld dat het beroep met toepassing van artikel 8:52 van de Awb versneld zal worden behandeld, dat het beroepschrift geen gronden bevat, dat de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld de gronden van het beroep binnen één week na dagtekening van het faxbericht kenbaar te maken en dat, indien niet binnen de gestelde termijn van die gelegenheid gebruik wordt gemaakt, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Bij faxbericht van 6 augustus 2012 heeft de vreemdeling de gronden van het beroep ingediend.
3. Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift in afwijking van artikel 6:7 van de Awb vier weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn voor het indienen van een beroepschrift aan met ingang van de dag na die, waarop het besluit op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 8:52 van de Awb kan de rechtbank, indien de zaak spoedeisend is, bepalen dat deze versneld wordt behandeld. In dat geval kan de rechtbank de in de artikelen 8:41, tweede lid, 8:42, eerste lid, en 8:47, vijfde lid, bedoelde termijnen verkorten en de artikelen 8:43, tweede lid, en 8:47, derde lid, geheel of gedeeltelijk buiten toepassing laten.
4. In dit geval is de termijn voor het indienen van een beroepschrift op 15 augustus 2012 geëindigd. Deze termijn kan niet met toepassing van artikel 8:52 van de Awb worden verkort. De vreemdeling heeft het beroepschrift en de gronden van het beroep derhalve tijdig ingediend.
5. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak met toepassing van artikel 55, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de Raad van State naar de rechtbank terugwijzen om te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
6. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 8 augustus 2012 in zaak nr. 12/23430;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro) en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. De Groot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2012
210.