ECLI:NL:RVS:2012:2
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 16 december 2011. De vreemdeling heeft tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 januari 2012, waarin zijn beroep ongegrond werd verklaard en zijn verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had geoordeeld dat het besluit tot vreemdelingenbewaring rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding. De vreemdeling heeft zijn hoger beroep ingediend op 16 januari 2012, waarbij hij ook verzocht om schadevergoeding. De Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de argumenten van de vreemdeling niet voldoende zijn om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De Raad oordeelt dat de aangevoerde gronden geen vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoording behoeven. Daarom wordt het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Ook het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, in naam der Koningin, en is openbaar uitgesproken op 31 januari 2012.