ECLI:NL:RVS:2011:BU9466

Raad van State

Datum uitspraak
28 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102639/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • J.C. Kranenburg
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen boete opgelegd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan Euroservices

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Euroservices Contracting Polska Sp.z.o.o. tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had op 28 februari 2008 een boete van € 16.000,00 opgelegd aan Euroservices. Na bezwaar van Euroservices werd deze boete op 18 december 2008 verlaagd naar € 3.000,00. Euroservices heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing, maar trok dit beroep later in en vroeg om schadevergoeding en proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft op 26 januari 2011 het verzoek om schadevergoeding afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 13 december 2011 behandeld. Euroservices voerde aan dat de schade die zij had geleden, voortkwam uit de reis- en verblijfskosten van haar directeur, die naar Nederland was gereisd in verband met inspecties door de Arbeidsinspectie. De rechtbank had echter geoordeeld dat Euroservices niet had aangetoond dat de gestelde schade het gevolg was van het besluit van de minister. De Raad van State bevestigde deze conclusie en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een schadevergoeding rechtvaardigden.

De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 28 december 2011.

Uitspraak

201102639/1/H2.
Datum uitspraak: 28 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vennootschap naar Pools recht Euroservices Contracting Polska Sp.z.o.o., gevestigd te Niemodlin (Polen), (hierna: Euroservices)
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) van 26 januari 2011 in zaak nr. 09/481 op haar verzoek om schadevergoeding en om proceskostenveroordeling (artikel 8:73a respectievelijk 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht).
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2008 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de minister) Euroservices een boete van € 16.000,00 opgelegd.
Bij besluit van 18 december 2008 heeft de minister het door Euroservices daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, dat besluit herroepen en de boete tot een bedrag van € 3.000,00 teruggebracht.
Tegen dat besluit heeft Euroservices bij brief van 20 januari 2009 beroep bij de rechtbank ingesteld.
Bij brief van 1 april 2010 heeft de minister de rechtbank medegedeeld dat hij het besluit van 18 december 2008 niet zal handhaven en geheel aan het bezwaar van Euroservices zal tegemoetkomen.
Bij brief van 11 juni 2010 heeft Euroservices het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht de minister in de door haar geleden schade en gemaakte proceskosten te veroordelen.
Bij uitspraak van 26 januari 2011, verzonden op 27 januari 2011, heeft de rechtbank dat verzoek afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Euroservices bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 februari 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 13 april 2011.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Euroservices heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 december 2011, waar Euroservices, vertegenwoordigd door mr. J. Slager, advocaat te Rotterdam, vergezeld door [gemachtigde], en de minister, vertegenwoordigd door mr. S. Smit, werkzaam bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Aan het verzoek om schadevergoeding heeft Euroservices ten grondslag gelegd dat haar directeur, voorafgaand aan het besluit van 28 februari 2008, tweemaal van Polen naar Nederland is gereisd om naar aanleiding van de bevindingen van inspecteurs van de Arbeidsinspectie tijdens controles, die op 4 september 2006 op een bouwlocatie hebben plaatsgevonden, te worden gehoord en uitlatingen van die inspecteurs tijdens die controles tot winstderving door vermindering van het aantal verzoeken om inlening van arbeidskrachten hebben geleid.
2.2. De rechtbank heeft overwogen dat - samengevat - niet is gebleken van een bijzonder geval dat vergoeding van de gestelde reis- en verblijfskosten van de directeur van Euroservices rechtvaardigt, de gestelde winstderving niet met uit een objectieve bron afkomstige bescheiden is gestaafd en niet duidelijk is, in hoeverre de gestelde vermindering van opdrachten veroorzaakt is door het besluit van 28 februari 2008.
2.3. Euroservices betoogt dat de rechtbank de minister, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, ten onrechte niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de reis- en verblijfskosten van de directeur en heeft miskend dat zij de gestelde winstderving aannemelijk heeft gemaakt.
2.3.1. De rechtbank heeft terecht door Euroservices niet aannemelijk gemaakt geacht dat de aldus gestelde schade door het besluit van 28 februari 2008 is veroorzaakt. Voorts heeft zij in het gestelde terecht geen grond gevonden om door het handelen van inspecteurs van de Arbeidsinspectie veroorzaakte schade aan dat besluit toe te rekenen.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Hazen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2011
452.