201004329/1/R2.
Datum uitspraak: 28 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de stichting Stichting Milieuzorg Zeist en omstreken, gevestigd te Zeist,
2. de stichting Stichting Ontwikkeling Kerckebosch, gevestigd te Zeist, en anderen (hierna in enkelvoud: Stichting Ontwikkeling Kerckebosch)
3. de stichting Stichting Conservatief Groen Zeist, gevestigd te Zeist, en anderen (hierna in enkelvoud: Stichting Conservatief Groen Zeist)
appellanten,
de raad van de gemeente Zeist,
verweerder.
Bij besluit van 16 februari 2010, nr. 10RAAD0024, heeft de raad het bestemmingsplan "Hoge Dennen/Kerckebosch" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de Stichting Milieuzorg Zeist bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 mei 2010, de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2010, en de Stichting Conservatief Groen Zeist bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Ontwikkeling Kerckebosch en de Stichting Conservatief Groen Zeist hebben nadere stukken ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenrapport uitgebracht. De Stichting Milieuzorg Zeist, de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch, de Stichting Conservatief Groen Zeist en de raad hebben hun zienswijze hierop naar voren gebracht.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben de bewonerscommissie Kerckebosch I en de bewonerscommissie Kerckebosch II een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2011, waar de Stichting Milieuzorg Zeist, vertegenwoordigd door P. Greeven, de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch, vertegenwoordigd door ir. G.M.R. Jansen-Kluin en dr. H.A. Visscher, de Stichting Conservatief Groen Zeist, vertegenwoordigd door mr. N.M.P. Steijnen, advocaat te Zeist, en de raad, vertegenwoordigd door mr. H.R.A. Beenen, G.J. Brinkman, A. Brokkaar, werkzaam bij de gemeente, en bijgestaan door mr. H. van Veldhuisen en drs. C.P.M. Zoon, zijn verschenen. Voorts zijn de Seyster Veste, vertegenwoordigd door A.G. Langendijk en D. van Hekken, bijgestaan door R. Goderie, de bewonerscommissie Kerckebosch I, vertegenwoordigd door G.J. Schuller, en de bewonerscommissie Kerckebosch II, vertegenwoordigd door N.C. Vis, ter zitting als partij gehoord.
2.1. Het plan voorziet, voor zover van belang, in de herstructurering van de wijk Kerckebosch in Zeist door de bouw van 1250 woningen, waarvan 708 ter vervanging van de bestaande woningen. Aan het plan ligt het zogenoemde scheggenmodel ten grondslag dat onder meer uitgaat van de bouw van woongebouwen in scheggen omringd door groen, zogenoemde bosvingers, waardoor een verbinding ontstaat tussen het groen in het plangebied en het groen in de aan het plangebied grenzende ecologische hoofdstructuur (hierna: EHS). Met het plan wordt het bestaande bos in het gebied voor een deel omgezet in woningbouw.
2.2. De raad stelt dat de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch en de Stichting Conservatief Groen Zeist niet als belanghebbenden bij het plan kunnen worden aangemerkt, nu de feitelijke werkzaamheden van hen beide uitsluitend zijn gericht op het tegenhouden van de herstructurering in Kerckebosch.
2.2.1. Naast het doel van de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch is, om te kunnen bepalen of het belang van de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit, van belang of zij feitelijke werkzaamheden verricht met het oog op de behartiging van haar doelstelling. Gebleken is dat deze bestaan uit het handhaven en bevorderen van de kwaliteit van wonen en leven in de wijken Kerckebosch en Hoge Dennen in de gemeente Zeist en het behartigen van belangen van bewoners en omwonenden van deze wijken. Hiertoe is zij aangesloten bij het wijkplatform "Beter Zeist" in welk verband zij vergadert en activiteiten organiseert. Voor zover de raad desondanks stelt dat haar feitelijke werkzaamheden uitsluitend betrekking hebben op het tegenhouden van de herstructurering van Kerckebosch, overweegt de Afdeling dat dit niet is gebleken uit de toelichting ter zitting. Gelet op het doel van de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch in samenhang met haar feitelijke werkzaamheden, is de Afdeling van oordeel dat haar belang rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken.
2.2.2. Naast het doel van de Stichting Conservatief Groen Zeist is, om te kunnen bepalen of het belang van de Stichting Conservatief Groen Zeist rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit, van belang of zij feitelijke werkzaamheden verricht met het oog op de behartiging van haar doelstelling. Gebleken is dat deze bestaan uit het bevorderen van de bescherming van de groene omgeving van Zeist en het tegengaan van ingrepen in dit gebied alsmede uit het bevorderen van natuurontwikkeling in Zeist en de groene omgeving hiervan door onder meer lobbyactiviteiten. Uit de stukken blijkt bijvoorbeeld dat de Stichting Conservatief Groen Zeist eerder is opgekomen tegen aantasting van de natuurwaarden in een aangrenzend deel van Zeist. Voor zover de raad desondanks stelt dat haar feitelijke werkzaamheden uitsluitend betrekking hebben op het tegenhouden van de herstructurering van Kerckebosch, overweegt de Afdeling dat dit niet is gebleken uit de stukken en de toelichting hierop ter zitting. Gelet op het doel van de Stichting Conservatief Groen Zeist in samenhang met de hiervoor beschreven feitelijke werkzaamheden die zij verricht, is de Afdeling van oordeel dat haar belang rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken.
2.2.3. Het beroep van de Stichting Conservatief Groen Zeist, voor zover dit is ingesteld door de Stichting Conservatief Groen Zeist, [appellanten sub 3 A], steunt niet op een bij de raad (tijdig) naar voren gebrachte zienswijze. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, voor zover dit beroep de vaststelling van plandelen, planregels of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden. Dit is slechts anders voor zover de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, dan wel indien een belanghebbende anderszins redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Uit het vaststellingsbesluit blijkt dat het plan op delen gewijzigd is vastgesteld. Het beroep van de Stichting Conservatief Groen Zeist, [appellanten sub 3 A] is in zoverre dan ook ontvankelijk. Ten aanzien van de niet gewijzigd vastgestelde plandelen is niet gebleken dat de Stichting Conservatief Groen Zeist en [appellanten sub 3 A] niet redelijkerwijs kan worden verweten dat zij geen zienswijze hebben ingediend. Hieromtrent overweegt de Afdeling dat het plan is voorbereid overeenkomstig de eisen van de Wro, zodat in zoverre niet gesproken kan worden van een, zoals deze stichting stelt, onjuiste of misleidende publicatie van de ter inzagelegging van het ontwerpplan. Daarnaast biedt hetgeen is aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad in strijd heeft gehandeld met de bij de voorbereiding van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep van de Stichting Conservatief Groen Zeist, [appellanten sub 3 A] is derhalve niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen niet gewijzigd vastgestelde delen van het plan.
2.3. De Stichting Conservatief Groen Zeist stelt dat in strijd met de zorgvuldigheid de bewoners onvolledig en op punten onjuist zijn geïnformeerd, waardoor zij zich niet bewust waren van hun juridische mogelijkheden.
2.3.1. Niet in geschil is dat de raad de bij de voorbereiding en vaststelling van een plan te volgen wettelijk voorgeschreven procedure heeft gevolgd. Dat de extra informatie die de raad aan de bewoners van de wijken Kerckebosch en Hoge Dennen heeft verstrekt onjuist of misleidend is geweest, heeft de Stichting Conservatief Groen Zeist niet aannemelijk gemaakt. Een conflict tussen de vertegenwoordiger van de Stichting Conservatief Groen Zeist en de Seyster Veste betekent op zichzelf immers niet dat de gehele informatiestrekking onjuist en misleidend is geweest. Daarbij komt dat wat betreft de juridische mogelijkheden van de bewoners in zowel de Staatscourant als het plaatselijk dagblad is vermeld dat beroep kan worden ingesteld tegen de gewijzigde vaststelling van het plan, ook zonder dat een zienswijze is ingediend. Dat de Stichting Conservatief Groen Zeist zich inhoudelijk niet kan verenigen met het plan, kan evenmin tot de conclusie leiden dat de informatie omtrent het indienen van een zienswijze of het instellen van beroep onjuist of misleidend is. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen de Stichting Conservatief Groen Zeist heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre is vastgesteld in strijd met de bij de voorbereiding van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het betoog faalt.
2.4. De Stichting Milieuzorg Zeist, de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch en de Stichting Conservatief Groen Zeist kunnen zich niet verenigen met de vaststelling van het plan, voor zover dit betrekking heeft op de herstructurering van de wijk Kerckebosch. Zij betogen allereerst dat het plan, in het bijzonder de binnen de bestemming "Woongebied-1" toegestane woongebouwen, is vastgesteld in strijd met het provinciaal beleid voor de EHS. Hiertoe voeren zij aan dat door de aanzienlijke toename van wooneenheden in de wijk, waaronder de laatstelijk toegevoegde woningbouwmogelijkheden middels wijzigingsbevoegdheden, de recreatiedruk en lichtuitstraling exponentieel toenemen. Dit leidt volgens hen tot een significant negatief effect op de EHS. Zij bestrijden dan ook de conclusie uit de onderzoeken van Zoon buro voor ecologie (hierna: buro Zoon), dat het plan een positief effect heeft op de EHS. De Stichting Ontwikkeling Kerckebosch heeft in dit verband de contra-expertise "Kerckebosch Zeist second opinion onderzoeksrapporten natuurwaarden" (hierna: de contra-expertise), van onderzoeksbureau De Groene Ruimte (hierna: DGR), van 26 april 2010 overgelegd. Ten slotte voeren de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch en de Stichting Conservatief Groen Zeist aan dat in strijd met het "nee, tenzij-regime" dat geldt voor de EHS geen alternatieven zijn onderzocht en niet is aangetoond dat sprake is van een groot openbaar belang.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat uit de onderzoeken van buro Zoon volgt dat het plan geen significant negatieve gevolgen heeft op de EHS. De raad verwijst daartoe naar de onderzoeksconclusies uit het onderzoek "Aanvulling Natuurtoetsen Kerckebosch in Zeist" (hierna: het aanvullend onderzoek) van 3 december 2009. De raad stelt dat het plan een positief effect heeft op de EHS, omdat door het verwijderen van de rondweg en de randbebouwing op de grens met de EHS, een uitwisseling van planten en dieren tussen de EHS en het bosgebied in het plangebied mogelijk wordt gemaakt. Met betrekking tot de effecten van de voorziene woongebouwen stelt de raad dat uit onderzoek naar lichtverstoring volgt dat er enige negatieve gevolgen kunnen zijn op de EHS. Om deze negatieve effecten weg te nemen is de bouwhoogte van het woongebouw in het noorden van het plangebied, in het Masterplan aangeduid als scheg 2 (hierna: scheg 2), gereduceerd tot zes bouwlagen. Voor hogere bebouwing in scheg 2 kan ontheffing worden verleend indien de lichtuitstraling van het gebouw op het aangrenzend bos wordt beperkt. Ten aanzien van de met de gewijzigde vaststelling van het plan toegenomen bebouwingsdichtheid stelt de raad dat, gezien de relatief geringe toename van woningen, geen significante gevolgen op de EHS optreden. De raad stelt met betrekking tot de onderzoeken van buro Zoon dat hij zich hierop heeft mogen baseren en dat geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de deskundigheid van buro Zoon noch aan de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek is verricht. Ten aanzien van de contra-expertise stelt de raad dat deze expertise is gebaseerd op een onzorgvuldige en onjuiste lezing van de onderzoeken van buro Zoon. De contra-expertise bevat bovendien geen eigen gegevens uit veldonderzoek. De raad stelt tot slot dat het niet noodzakelijk is dat met het plan een groot openbaar belang is gediend of dat onderzoek wordt gedaan naar reële alternatieven zoals het beleid voor de EHS voorschrijft in geval van significante gevolgen (nee, tenzij-regime), omdat het plan geen significant negatieve gevolgen heeft op de EHS.
2.4.2. Uit het provinciale ruimtelijke beleid, zoals neergelegd in de Structuurvisie 2005-2015 en de Provinciale ruimtelijke verordening, volgt dat nieuwe plannen, projecten of handelingen die in of in de nabijheid van de EHS plaatsvinden, niet zijn toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn en sprake is van redenen van groot openbaar belang (het 'nee, tenzij-regime'). Uit het bij het beleid behorende kaartmateriaal volgt dat het plangebied in de directe nabijheid van de EHS ligt.
2.4.3. In het onderzoek van Buro Zoon van 27 augustus 2009, "Natuurtoets Kerckebosch"(hierna: de Natuurtoets), en het aanvullend onderzoek wordt geconcludeerd dat het plan geen significante effecten heeft op de EHS. Het onderzoek noemt een aantal positieve effecten van het plan op de EHS, waaronder het ontstaan van lichte en donkere gebieden, rustige en drukkere gebieden in de wijk en ook in de omringende EHS, door de verspreiding van de woongebouwen in de zogenoemde scheggen. Ook wordt de concentratie van licht en verstoring door de bundeling van woningen in de scheggen als positief effect genoemd, in vergelijking met de huidige spreiding van deze effecten doordat flats in de gehele buitenste schil staan. De toename van recreatieve druk op de EHS zal volgens de Natuurtoets gering zijn, omdat het toenemende aantal bewoners zal worden opgevangen in zogenoemde bosvingers tussen de woonscheggen die geen deel uitmaken van de EHS.
Uit het onderzoek "Balans van lichtverstoring vanuit woongebouwen binnen de rode contour op de EHS in de noordrand van de wijk Kerckebosch te Zeist op basis van aangepast bestemmingsplan d.d. 090909" (hierna: het lichtverstoringsonderzoek) van buro Zoon van 17 september 2009, volgt dat alleen in scheg 2 lichtverstoring optreedt door de hoogte van het woongebouw. De toename van licht door de overige in het plan voorziene woongebouwen wordt volgens het onderzoek gecompenseerd door (ongeveer evenredige) afname van verlichting door aan te leggen bos.
2.4.4. De contra-expertise concludeert dat de Natuurtoets niet voldoet aan de eisen voor een EHS toets, met name omdat de aannames niet zijn onderbouwd en daarom niet kunnen worden geverifieerd. De contra-expertise bestrijdt de juistheid van de Natuurtoets en het aanvullend onderzoek niet, maar stelt dat het rapport onzorgvuldig is waardoor de onderzoeksresultaten niet zijn te verifiëren.
2.4.5. Ten aanzien van de gevolgen van het plan voor het buitenbos wordt in het deskundigenbericht opgemerkt dat aan de gronden van de EHS die in het plangebied liggen, de bestemming "Bos" is toegekend. Volgens het deskundigenbericht maakt de bestemming het mogelijk dat het bos wordt omgevormd tot heide en schraalland.
Met betrekking tot het lichtverstoringsonderzoek is in het deskundigenbericht vermeld dat hierbij kanttekeningen zijn te plaatsen, nu het onderzoek uitsluitend ziet op een vergelijking tussen het aantal bouwlagen in de huidige en de beoogde situatie. Volgens het deskundigenbericht is voorts opmerkelijk dat in scheg 2 de maximaal toegestane bouwhoogte is gereduceerd vanwege lichtverstoring, terwijl in de overige scheggen wel bij recht is toegestaan dat tot 33,5 meter hoog wordt gebouwd. De invulling van de ontheffingsvoorwaarde, en het gevolg daarvan, is volgens het deskundigenbericht onduidelijk.
2.4.6. Ingevolge artikel 15.3 van de planregels zijn burgemeester en wethouders bevoegd om een ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 15.2.2, onder c en d, ten behoeve van een accentgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-accentgebouw' met een maximale goothoogte van 33,5 meter en maximaal 10 bouwlagen, mits de lichtuitstraling van het gebouw op het aangrenzende bos wordt beperkt.
2.4.7. Vaststaat dat de raad het provinciale beleid inzake de EHS als eigen beleid heeft toegepast bij de vaststelling van het plan. Ten aanzien van de in het plan toegestane woongebouwen overweegt de Afdeling dat uit onderzoek van buro Zoon volgt dat in scheg 2, indien zou kunnen worden gebouwd tot de in het ontwerpplan opgenomen hoogte van meer dan 30 meter, lichtverstoring zou optreden. Om lichtverstoring te voorkomen is in het vastgestelde plan bepaald dat de goothoogte van hoogbouw in scheg 2 maximaal 21,5 meter mag bedragen. De in artikel 15.3 van de planregels opgenomen ontheffingsmogelijk, zoals hiervoor onder 2.4.6. is aangehaald, maakt het mogelijk ontheffing te verlenen tot een maximale goothoogte van 33,5 meter, onder de voorwaarde dat de lichtuitstraling op het aangrenzende bos wordt beperkt. Deze ontheffingsvoorwaarde biedt naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende zekerheid dat alleen gebouwd wordt indien aanvullende maatregelen worden genomen om de lichtuitstraling te beperken. Hiertoe is in de eerste plaats van belang dat de ontheffingsvoorwaarde zo algemeen is gesteld dat daaruit niet duidelijk wordt tot welk niveau deze lichtuitstraling moet worden beperkt. Nu ook ter zitting niet door de raad kon worden aangegeven hoe zeker wordt gesteld dat de lichtuitstraling niet leidt tot significante gevolgen voor de EHS, is het plan in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Awb. Het betoog slaagt dan ook in zoverre.
2.4.7.1. Appellanten hebben, onder andere door het indienen van een contra-expertise, voorts uitgebreid betoogd dat de raad zich niet heeft mogen baseren op de Natuurtoets en het aanvullend onderzoek van buro Zoon. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting leidt de Afdeling af dat de bezwaren in hoofdzaak betrekking hebben op de wijze waarop de onderzoeken zijn uitgevoerd en op de volledigheid hiervan. Hetgeen is aangevoerd biedt evenwel geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de onderzoeken inhoudelijk onjuist zijn en dat de raad zich daarom hierop niet heeft mogen baseren. Daardoor is niet aannemelijk geworden, ook niet ter zitting, dat de planontwikkeling leidt tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Het onderzoek van buro Zoon concludeert immers dat het plan geen significante gevolgen heeft voor de EHS. De Afdeling verwijst hiervoor naar hetgeen is overwogen onder 2.4.3. In dit verband acht de Afdeling tevens van betekenis dat de voor "Bos" aangewezen gronden onder andere bestemd zijn voor de instandhouding en ontwikkeling van de ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen cultuurhistorische-, landschaps- en natuurwaarden. Ook is van belang dat voor de gronden met de bestemming "Bos" een aanlegvergunningplicht geldt en dat de Bomenverordening 2005 een aanvullende bescherming biedt. Dat de Bomenverordening 2005 inmiddels is herzien doet, wat daar ook van zij, er niet aan af dat naast de bescherming in de planregels aanvullende eisen gelden voor de kap van bomen in het plangebied op grond van de verordening. Het voorgaande betekent dat niet aannemelijk is gemaakt dat het plan voor het overige is vastgesteld in strijd met het beleid inzake de EHS. Onder deze omstandigheden kan niet worden volgehouden dat de raad in strijd met artikel 3:2 van de Awb zich onvoldoende heeft vergewist van de voor het besluit relevante feiten en de af te wegen belangen. Het betoog faalt dan ook.
2.5. De Stichting Milieuzorg Zeist en de Stichting Conservatief Groen Zeist betogen voorts dat het plan, voor zover in geding, is vastgesteld in strijd met het provinciaal beleid voor inbreiding, transformatie en intensivering.
2.5.1. In de plantoelichting is hieromtrent vermeld dat een belangrijke hoofdlijn van het provinciale beleid is om bij ruimtelijke ontwikkeling zorgvuldig met de ruimte om te gaan. Gelet ook op hetgeen hiervoor onder 2.4.7.1. is overwogen, is niet aannemelijk gemaakt dat de raad dit niet heeft gedaan. Dat de stichtingen de inrichting van het plangebied anders hadden willen zien betekent immers niet dat reeds hierom door de raad onzorgvuldig is gehandeld. De raad heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met het provinciale beleid voor inbreiding, transformatie en intensivering als bedoeld door de Stichting Milieuzorg Zeist en de Stichting Conservatief Groen Zeist. Het betoog faalt.
2.6. De Stichting Milieuzorg Zeist, de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch en de Stichting Conservatief Groen Zeist betogen voorts dat het plan is vastgesteld in strijd met het Structuurplan gemeente Zeist (hierna: het Structuurplan) van 9 juli 2001. In dit verband voert de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch aan dat het beleid uit het Structuurplan 2001 van toepassing is op het plan, nu het plan al snel na het vaststellen van het beleid is gepresenteerd. Voorts stellen appellanten gezamenlijk dat in strijd met het Structuurplan de stedenbouwkundig unieke verkaveling van de wijk volledig wordt losgelaten en de herstructurering zich niet verdraagt met het uitgangspunt om geen ingrepen van enige omvang toe te staan. De Stichting Ontwikkeling Kerckebosch stelt dat het plan tevens in strijd is met het nieuwe ontwerp-structuurplan, nu de natuur en het landschap niet verbeteren met het plan en er onvoldoende aandacht is voor de kwaliteit van het groen.
2.6.1. De raad stelt dat het in het Structuurplan neergelegde beleid is vervangen door onder meer het Masterplan Kerckebosch (hierna: het Masterplan) van 24 maart 2008 en de hieraan voorafgaande ontwikkelingsvisies. Het plan is hiermee in overeenstemming.
2.6.2. Vaststaat dat het Structuurplan is vastgesteld op 9 juli 2001, waarna in 2003 de eerste plannen voor herstructurering van Kerckebosch werden geïntroduceerd. Vervolgens zijn deze plannen verder uitgewerkt en is het Masterplan vastgesteld op 24 maart 2008. Naar partijen stellen komen het Masterplan en het Structuurplan op onderdelen niet overeen. Het verschil is vooral daarin gelegen dat het Structuurplan nog geen concreet beleid bevat voor de plannen tot herstructurering van Kerckebosch. Gezien de beleidsvrijheid van de raad, en gelet op de geschetste ontstaansgeschiedenis, kan de raad worden gevolgd in zijn standpunt dat het beleid uit het Structuurplan, in ieder geval voor Kerckebosch, is opgevolgd door het specifieke en gedetailleerde beleid zoals neergelegd in het Masterplan. Het Structuurplan is derhalve niet van toepassing op het plan, zodat niet beoordeeld hoeft te worden of het hiermee in strijd is. Het ontwerp-Structuurplan heeft de raad, gelet op de ontwerpstatus van dit beleid, bij de vaststelling van het plan niet hoeven te betrekken. Het betoog faalt.
2.7. De Stichting Milieuzorg Zeist en de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch voeren voorts aan dat de wijzigingsbevoegdheid, aangeduid als "wro-zone - wijzigingsgebied 3", ter plaatse van de Damiaanschool is vastgesteld in strijd met de in het Masterplan opgenomen zonering. Volgens de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch is de wijzigingsbevoegdheid met de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 4" tevens in strijd met het Masterplan. De Stichting Milieuzorg Zeist voert in dit verband voorts aan dat een verdere aantasting van de natuurwaarden in het plangebied optreedt doordat de gronden met de bestemming "Bos" tevens zijn bestemd voor heide en schraalland, waadoor verdere kap van bomen is toegestaan. Zij acht dit in strijd met het Masterplan.
2.7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de in het Masterplan opgenomen zonering niet verloren gaat door beperkte woningbouwmogelijkheden binnen de voorzieningenzone.
2.7.2. Het Masterplan bevat het stedenbouwkundig ontwerp op hoofdlijnen voor Kerckebosch. Dit ontwerp is vertaald in zogenoemde basisstructuurkaarten. In het Masterplan is een aantal uitgangspunten voor de herstructurering vastgesteld. Het is volgens het Masterplan evenwel uitdrukkelijk niet de bedoeling om in het Masterplan alle functies strikt vast te leggen. In het Masterplan is onder meer vermeld dat de scholenzone gehandhaafd blijft en dat de functie en ruimtelijke structuur hiervan wordt versterkt.
2.7.3. Niet in geschil is dat voornoemde wijzigingsbevoegdheden gedeeltelijk binnen de zone liggen die in het Masterplan is aangemerkt als voorzieningenzone. Evenmin is in geschil dat door de planontwikkeling de voorzieningenzone niet geheel komt te vervallen. De raad heeft zich gelet hierop en gezien ook de bij een dergelijk grootschalige planontwikkeling gewenste flexibiliteit, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat toevoeging van de wijzigingsbevoegdheid die ziet op de bouw van een beperkt aantal extra woningen niet in strijd is met het Masterplan. Het betoog faalt.
2.7.4. Ingevolge artikel 4.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Bos" aangewezen gronden bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden, waaronder begrepen bos en open plekken met heide en schraalland.
2.7.5. Wat betreft de bestemming "Bos" overweegt de Afdeling dat de Stichting Milieuzorg Zeist niet heeft gespecificeerd waar in het Masterplan is bepaald dat de kap van bomen niet is toegestaan. De Afdeling ziet daarom op dit punt evenmin aanknopingspunten voor het oordeel dat het plan in zoverre is vastgesteld in strijd met het Masterplan. Het betoog faalt.
2.8. De Stichting Milieuzorg Zeist en de Stichting Conservatief Groen Zeist stellen verder dat het plan, voor zover dit ziet op de in de scheggen voorziene woongebouwen, is vastgesteld in strijd met de Bouwvisie. In de Bouwvisie is volgens hen bepaald dat de voorziene bebouwing niet hoger mag zijn dan de omringende bebouwing. De in het plan voorziene woongebouwen zijn volgens deze appellanten evenwel hoger dan de bebouwing in de omgeving, terwijl, naar zij stellen, geen onderzoek is gedaan naar de wenselijkheid hiervan zoals verplicht gesteld in de Bouwvisie. De Stichting Conservatief Groen Zeist stelt dat de raad ten onrechte de flat aan de Anna Paulownalaan als referentie neemt, nu die op een afstand van één kilometer ligt van het toekomstige eerste woongebouw van tien bouwlagen hoog. De raad zou de bestaande bebouwing ter plaatse als referentie moeten nemen, aldus de Stichting Conservatief Groen Zeist.
2.8.1. De raad stelt dat de bouwhoogte van de bebouwing in de omgeving op wijkniveau moet worden bezien. De raad verwijst dan ook naar de bouwhoogte van de bestaande flat aan de Anna Paulownalaan die 10 bouwlagen hoog is.
2.8.2. Op pagina 5 van de Bouwvisie is vermeld dat met de Bouwvisie is bedoeld een denklijn uit te zetten aan de hand waarvan in het concrete geval bepaald kan worden of een bouwhoogte ter plaatse aanvaardbaar is. Het uitgangspunt is dat in beginsel niet hoger wordt gebouwd dan de gangbare hoogte in de omgeving. Wanneer bij intensivering toch hoger wordt gebouwd, wordt, door nader onderzoek, voor elke potentiële bouwlocatie bepaald wat de locatie kan verdragen. Onder ‘omgeving’ moet volgens de Bouwvisie worden verstaan "(…) vooral het gebied dat in de directe buurt van de bouwplaats ligt, dat wil zeggen, in eerste instantie de naastliggende gebouwen. Vervolgens kan ook ruimer naar een bouwblok, een straat, een buurt, of een wijk worden gekeken".
2.8.3. Het standpunt van de raad dat de Bouwvisie in dit geval zo moet worden begrepen dat de aanvaardbaarheid van de bouwhoogte moet worden bepaald op wijkniveau, acht de Afdeling, mede gelet op het voorgaande, niet onredelijk. Hiertoe is van belang dat het plan betrekking heeft op de herstructurering van de gehele wijk, waarvoor een stedenbouwkundig geheel wordt nagestreefd. In de verbeelding is weergegeven dat de flat aan de Anna Paulownalaan direct naast de scheg met nummer zes ligt. Deze flat is 35 meter hoog en bestaat uit tien bouwlagen. Voor de in de scheggen voorziene woongebouwen geldt, op het hoogste punt, een maximaal toegestane goothoogte van 33,5 meter. De voorziene woongebouwen bestaan in totaal uit 10 bouwlagen. De maximaal toegestane bouwhoogte van de toekomstige woningbouw is in zoverre dan ook in overeenstemming met de bestaande flat in de wijk. Gelet hierop bestaan derhalve geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het plan rekening houdend met de Bouwvisie niet in deze vorm kon worden vastgesteld. Het betoog faalt.
2.9. De Stichting Milieuzorg Zeist en de Stichting Conservatief Groen Zeist voeren voorts aan dat in strijd met het Groenstructuurplan de ecologische waarde van het (binnen)bos in het plangebied niet wordt gehandhaafd dan wel versterkt.
2.9.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het Groenstructuurplan is vervangen door het Masterplan. De visie uit dit Masterplan is volgens de raad richtinggevend voor onder meer de ontwikkeling van de groenstructuur in Kerckebosch.
2.9.2. Niet in geschil is dat het Groenstructuurplan, net als het Structuurplan, is vastgesteld voordat de eerste plannen voor herstructurering van Kerckebosch werden geïntroduceerd. De Afdeling verwijst hiervoor naar hetgeen onder 2.6.2. is overwogen. De raad kan dan ook gevolgd worden in zijn standpunt dat het Groenstructuurplan door het Masterplan is vervangen, voor zover het betreft de herstructurering van Kerckebosch. Gelet hierop hoeft niet beoordeeld te worden of het plan is vastgesteld in strijd met het Groenstructuurplan. Het betoog faalt.
2.10. Het plan is volgens de Stichting Milieuzorg Zeist voorts in strijd met de Grondwatervisie Utrechtse Heuvelrug (hierna: de Grondwatervisie). Hiertoe stelt zij dat het plangebied in een kwetsbaar overgangsgebied van de Utrechtse Heuvelrug naar het Kromme Rijngebied ligt, en binnen zone C waarvoor een standstill-principe geldt. Zij stelt in dit verband dat ten onrechte niet is bepaald dat al het regenwater dient te worden afgekoppeld van het riool.
2.10.1. De raad stelt dat een watertoets is uitgevoerd en overleg heeft plaatsgevonden met het Waterschap. De raad stelt dat geen nieuwe functies worden toegevoegd die zich niet verdragen met het infiltratiegebied. Daartoe wordt toegelicht dat bij de inrichting van het gebied zoveel mogelijk half verharde wegen en parkeervoorzieningen worden aangelegd en het regenwater van daken en verhardingen niet naar het riool zal worden afgevoerd, maar zoveel mogelijk in de omgeving wordt geïnfiltreerd. Bij de toepassing van bouwmaterialen wordt daarnaast rekening gehouden met het afkoppelen, bijvoorbeeld door de toepassing van uitlogende materialen te vermijden.
2.10.2. In de plantoelichting is vermeld dat het plangebied in zone C van de Grondwatervisie Utrechtse Heuvelrug ligt. Hiervoor geldt bij voorkeur een verbetering of standstill principe, hetgeen volgens de plantoelichting betekent dat functiewijzigingen niet zijn toegestaan tenzij de functie wijzigt in natuur. De vormen van gebruik in een dergelijk gebied zijn in beginsel extensief van aard.
2.10.3. De raad kan naar het oordeel van de Afdeling gevolgd worden in zijn standpunt dat de functie van het gebied niet wijzigt. De bestaande functie is immers wonen en ook de toekomstige functie is wonen. Uitsluitend de bebouwingsdichtheid wijzigt. Nu daarnaast een Watertoets is uitgevoerd waarover overleg heeft plaatsgevonden met het Waterschap en er bovendien verschillende maatregelen worden getroffen bij de inrichting van het gebied voor de afvoer van water, bestaan geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het plan in strijd is met de Grondwatervisie Utrechtse Heuvelrug. Voor zover de Stichting Milieuzorg Zeist desondanks stelt dat in het plan had moeten worden neergelegd dat het regenwater moet worden afgekoppeld, overweegt de Afdeling dat de Stichting Milieuzorg Zeist niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit noodzakelijk is vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Het betoog faalt.
2.11. De Stichting Milieuzorg Zeist stelt dat onvoldoende is voorzien in compensatie van de te kappen bomen. Hiertoe voert zij aan dat het binnenbos volgens de Bomenverordening 2005 binnen de zone N1 ligt waarvoor geldt dat de kap van bomen met een diameter groter dan 20 cm dient te worden gecompenseerd.
2.11.1. De raad stelt dat compensatie alleen is vereist in het kader van de Bomenverordening 2005. Deze compensatie komt volgens hem aan de orde bij de verlening van de kapvergunning. Uitgangspunt is dat compensatie binnen het plangebied plaatsvindt, aldus de raad.
2.11.2. Het standpunt van de raad dat de Bomenverordening 2005 voorziet in voldoende compensatie voor de kap van bomen, acht de Afdeling niet onredelijk. Hierbij neemt zij in aanmerking dat de Stichting Milieuzorg Zeist niet aannemelijk heeft gemaakt dat vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een aanvullende compensatieplicht moet worden aangenomen. Voorts is van betekenis dat in de Bomenverordening niet is bepaald dat de compensatie plaats dient te vinden in het plangebied, zodat ook in zoverre geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening is gehouden met de compensatie voor de kap van bomen in het plangebied. Het betoog faalt.
2.12. De Stichting Milieuzorg Zeist, de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch en de Stichting Conservatief Groen Zeist voeren voorts aan dat de raad de rechtstreeks bij het plan betrokken belangen onvoldoende heeft onderkend en meegewogen. In dit verband stellen de Stichtingen dat het plan, in het bijzonder de middels "wro-zone - wijzigingsgebied 3 en 4" mogelijk gemaakte bebouwing en de woongebouwen, leidt tot versnippering van het groen, kap van een aanzienlijke hoeveelheid bomen en een forse toename van de recreatiedruk. Dit leidt volgens hen tot een onevenredige aantasting van het groene karakter van de wijk en de natuurwaarden ter plaatse. De Stichting Conservatief Groen Zeist stelt, in aanvulling op het voorgaande, dat het verlies aan bos in de wijk in relatie moet worden bezien tot het totale verlies aan bos in de gehele gemeente. Het door de raad gestelde belang bij woningbouw bestrijden appellanten gezamenlijk. Volgens hen ontbreekt de noodzaak voor woningbouw van deze omvang.
2.12.1. De raad stelt allereerst dat woningbouw moet plaatsvinden binnen de rode contour zoals vastgelegd in het provinciale ruimtelijke beleid. De wijk Kerckebosch ligt binnen deze contour en komt volgens de raad reeds hierom voor woningbouw in aanmerking. Met betrekking tot de concrete omvang van de voorziene woningbouw stelt de raad dat reeds in 2007 de gemeentelijke Woonvisie 2006-2010 is vastgesteld. Aan deze Woonvisie ligt volgens de raad het woningmarktonderzoek "Onderzoek naar het wonen, bouwstenen voor een visie" van bureau Companen van 8 augustus 2006 ten grondslag. In de Woonvisie is onder meer als beleidsdoel vastgelegd om in de periode 2005-2020 in totaal 3000 nieuwe woningen te bouwen. De achtergrond hiervan is volgens de raad dat het aantal inwoners en huishoudens in de regio Utrecht blijft groeien, waardoor de vraag naar woningen blijft bestaan. Dit blijkt volgens de raad ook uit de Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht. De raad stelt voorts dat de in het plan voorziene woningbouw aansluit bij het Streekplan, nu daarin wordt uitgegaan van een bouwcapaciteit van 1700, en het uitvoeringscontract van het Regionaal Structuurplan. Daarnaast beoogt het plan het kwantitatieve woningtekort terug te dringen teneinde regionale knelpunten weg te nemen. De raad verwijst in dit verband naar de Regionale Woonvisie 2030 van het Bestuur Regio Utrecht.
Tevens is met de herstructurering beoogd de kwaliteit van de woningvoorraad te verbeteren. Er moet volgens de raad voor diverse doelgroepen meer keuzevrijheid op de woningmarkt worden gerealiseerd. In dit kader stelt de raad dat de woongebouwen nodig zijn voor een gevarieerd woningaanbod. Ten slotte stelt de raad dat de woningbouw van belang is voor het project "Zorgeloos wonen in Zeist-oost", met als achtergrond het combineren van wonen en zorg. Ook is het plan onderdeel van het "Meerjaren Ontwikkelinsgprogramma" van 14 maart 2005 op basis van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing.
Ten aanzien van de door appellanten naar voren gebrachte natuurbelangen, stelt de raad dat het unieke en groene karakter van de wijk behouden blijft. Dit blijkt volgens de raad onder meer uit het feit dat het buitenbos wordt gespaard, een verbinding tussen het binnenbos en het buitenbos wordt gerealiseerd, nieuw bos wordt aangelegd, het heideveldje behouden blijft, en een aanlegvergunningplicht geldt voor het schoolplein van de scholen. Met betrekking tot de woongebouwen stelt de raad dat dit van belang is omdat de uitvoering van het gehele woonprogramma in laagbouw een grotere aanslag op het bos met zich brengt.
2.12.2. De woningbouwbehoefte, zowel kwalitatief als kwantitatief gezien, is door de raad voldoende onderbouwd. De Afdeling wijst in dit kader onder meer op het woningmarktonderzoek van bureau Companen. De stichtingen hebben dit onderzoek niet met feiten en omstandigheden onderbouwd weerlegd. Gezien ook de huidige staat van de woningbouw in de wijk, zoals die uit de stukken blijkt en ter zitting is toegelicht, alsmede de wens om de doelgroepen op de woningmarkt meer keuzevrijheid te geven, heeft de raad het belang bij herstructurering zwaarwegend mogen achten. In dit kader is voorts van betekenis dat het bestaande groen in de wijk waar mogelijk wordt gespaard en op plaatsen wordt aangevuld. Dat dit uitgangspunt aan het plan ten grondslag is gelegd blijkt onder meer uit de situering van de woningen in scheggen, omringd door zogenoemde bosvingers. Ook de voorgenomen open verbinding met de EHS laat zien dat de wijk haar groene karakter moet behouden. Wat betreft de bestaande cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden wijst de Afdeling op artikel 4 van de planregels waarin is bepaald dat de voor "Bos" aangewezen gronden onder andere bestemd zijn voor de instandhouding en ontwikkeling van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden. Dat een gedeelte van het bestaande groen desondanks moet wijken, en dat het woon- en leefklimaat er in zoverre op achteruit gaat, acht de Afdeling gelet op het voorgaande niet onevenredig bezwarend. De raad heeft dan ook in redelijkheid een groter belang kunnen toekennen aan de herstructurering van de wijk. Het betoog faalt.
2.13. De Stichting Ontwikkeling Kerckebosch voert voorts aan dat de raad de cultuurhistorische waarden van het gebied onvoldoende in zijn afweging heeft betrokken.
2.13.1. De raad stelt in dit verband dat Kerckebosch niet is aangewezen als monument en dat het geen beschermd stads- of dorspgezicht heeft. Daarbij stelt de raad dat de belangen bij het realiseren van het plan zwaarder wegen dan het ongewijzigd behoud van de stedenbouwkundige structuur van de wijk.
2.13.2. De Stichting Ontwikkeling Kerckebosch heeft niet aannemelijk gemaakt dat de bestaande cultuurhistorische waarden van Kerckebosch in onevenredige mate worden aangetast door de in het plan voorziene herstructurering. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in het gebied, naar de raad onweersproken heeft gesteld, alleen de Oranje Nassaulaan is aangewezen als monumentale structuur. Vaststaat dat de structuur van deze weg niet wordt gewijzigd met het plan. Uit hetgeen hiervoor onder 2.12.2. is overwogen blijkt bovendien dat de herstructurering noodzakelijk is, onder meer om de ingezette achteruitgang van de wijk tegen te gaan. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende het belang bij behoud van de huidige structuur heeft betrokken in zijn afweging. Het betoog faalt.
2.14. De Stichting Ontwikkeling Kerckebosch voert aan dat de met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid "Wro-zone - wijzigingsgebied 1" te realiseren woningbouw aan de Oranje Nassaulaan 2, leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van het appartementencomplex aan de Prinses Marijkelaan.
2.14.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de na toepassing van voornoemde wijzigingsbevoegdheid maximaal te realiseren bouwhoogte en het bouwvolume, mede gelet op de mogelijkheden in het vorige bestemmingsplan, vanuit stedenbouwkundig en ruimtelijk oogpunt aanvaarbaar zijn. Volgens de raad zijn in de directe nabijheid al verschillende gebouwen met een zelfde of grotere hoogte als het middels de wijzigingsbevoegdheid te realiseren gebouw. Voorts zal bedoeld gebouw op geruime afstand zijn gesitueerd van het appartementencomplex aan de Prinses Marijkelaan en wordt de tussengelegen strook bomen behouden. Van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van de bewoners van het appartementencomplex aan de Prinses Marijkelaan is volgens de raad dan ook geen sprake.
2.14.2. Uit de verbeelding volgt dat het bestaande appartementencomplex aan de Prinses Marijkelaan op een afstand van ongeveer 64 meter ligt van het plandeel aan de Oranje Nassaulaan waaraan de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 1" is toegekend. Aan de tussengelegen gronden is de bestemming "Groen" toegekend. Hiervoor geldt gelet op artikel 6.4 van de planregels gelezen in samenhang met artikel 26 van de planregels, een aanlegvergunningplicht voor het uitvoeren van een groot aantal werken en werkzaamheden. De raad heeft in dit kader bovendien verklaard dat de bestaande bomen op deze gronden worden gehandhaafd. Gezien ook de verdere bebouwing in de omgeving en in aanmerking genomen hetgeen hiervoor onder 2.12.2. is overwogen onder meer inzake het belang bij herstructurering van de wijk voor de huidige bewoners, kan de raad worden gevolgd in zijn standpunt dat het plan niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse. Het betoog faalt.
2.15. De Stichting Conservatief Groen Zeist stelt verder dat de toekomstige woonbebouwing, anders dan de raad stelt, niet bewoond zal kunnen worden door de huidige bewoners van de wijk. Zij wijst onder meer op de te verwachten verhoging van de huurprijzen.
2.15.1. De Afdeling begrijpt de beroepsgrond van de Stichting Conservatief Groen Zeist aldus dat zij betoogt dat het belang van de bewoners bij behoud van de bestaande woningen onvoldoende is onderkend. Hieromtrent overweegt de Afdeling dat uit verschillende stukken blijkt dat het uitdrukkelijk de bedoeling is van de raad dat de huidige bewoners kunnen terugkeren in de wijk. Dit blijkt onder meer uit het Masterplan, maar ook uit het zogenoemde sociaal statuut dat is afgesloten tussen de Seyster Veste en de bewonerscommissie. Naar de bewonerscommissie ter zitting heeft toegelicht is zij steeds betrokken geweest bij de planontwikkeling en zal zij dit ook in de toekomst blijven. Dat de bewonerscommissie niet namens iedereen kan spreken, en dat het sociaal statuut niet juridisch bindend is kan niet tot de conclusie leiden dat niet steeds het uitgangspunt is geweest om de huidige bewoners te voorzien van woningen in de nieuwbouw. Het is de Afdeling dan ook niet gebleken dat de belangen van de huidige bewoners onvoldoende bij de totstandkoming van het plan zijn betrokken. Het betoog faalt.
2.16. De stelling van de Stichting Conservatief Groen Zeist dat de gezondheidseffecten en welzijnseffecten van de voorziene woontorens onvoldoende door de raad zijn bezien, is niet nader onderbouwd en faalt reeds daarom.
2.17. De Stichting Ontwikkeling Kerckebosch voert voorts aan dat de raad zich niet op het verkeersonderzoek "Masterplan Keckebosch" van 4 maart 2008 heeft mogen baseren. Zij voert hiertoe aan dat een integrale visie op de verkeerssituatie ontbreekt. Daarnaast stelt zij dat de verkeerstoename te laag is ingeschat. De Stichting Ontwikkeling Kerckebosch stelt tevens dat een onjuist beeld wordt geschetst van de verkeersintensiteiten omdat deze zijn gemeten in de herfstvakantie. Ook zijn, volgens deze stichting, de berekende verkeersintensiteiten onvoldoende inzichtelijk en is de gehanteerde norm van drie verkeersbewegingen per gezin ongebruikelijk. De Stichting Ontwikkeling Kerckebosch stelt verder dat de raad de invloeden op wegen buiten het plangebied ten onrechte niet heeft bezien. De menging van fietsers, auto- en busverkeer op deze wegen leidt volgens haar tot verkeersonveiligheid. Zij stelt ten slotte dat door de onjuiste berekening van de toename van verkeer, ten onrechte de gevolgen hiervan voor geluid, luchtkwaliteit en verkeersveiligheid niet zijn bezien.
2.17.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de in het plan opgenomen verkeersruimte voldoende capaciteit biedt om te voorzien in een goede verkeersafwikkeling van het toekomstige aantal woningen. In de verdere detaillering van de verkeersruimte is aandacht voor verkeersveiligheid, de positie van het langzame verkeer en de kruispuntoplossing voor gemotoriseerd verkeerd. De huidige problemen met betrekking tot doorstroming van het verkeer worden in dit kader aangepakt, aldus de raad. De raad licht in dit verband toe dat maatregelen als extra parkeervoorzieningen, keermogelijkheden en een autovrij scholenlaantje worden gerealiseerd. Het plan biedt volgens de raad hiertoe ook de mogelijkheid. Volgens de raad is er geen reden om aan te nemen dat het sluipverkeer zal toenemen door de aanleg van de nieuwe weg 'Nieuwe Kerckeboschlaan'. De slingerende weg zal volgens de raad zodanig worden ingericht dat een snelheid van 30 kilometer wordt afgedwongen. Ook de overige wegen zijn volgens de raad niet aantrekkelijk voor sluipverkeer, omdat op deze wegen slechts een beperkte snelheid mogelijk is.
2.17.2. Het verkeersonderzoek bestaat uit een onderzoek naar de verkeersintensiteiten en de parkeerdruk. In dit kader is de algehele verkeerssituatie bij de scholen aan de Graaf Lodewijklaan tijdens de begin- en eindtijden van deze scholen geobserveerd. In de periode van 7 oktober 2007 tot en met 22 oktober 2007 zijn op zes locaties verkeerstellingen verricht, waarbij tevens is gemeten met welke snelheid het verkeer passeerde. Mede aan de hand hiervan zijn vier inrichtingsvarianten doorgerekend teneinde de verkeerseffecten van het plan in kaart te brengen en uiteindelijk tot de meest wenselijke variant te komen.
2.17.3. De voorzitter heeft in zijn uitspraak van 15 september 2010, nr.
201004329/2/R2overwogen dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat onderzoek is gedaan naar de verkeersbewegingen die de in het plan voorziene ontwikkelingen teweeg zullen brengen. De voorzitter zag geen aanleiding voor het oordeel dat gelet op de uitkomsten van dit onderzoek, bezien in het licht van hetgeen de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch heeft aangevoerd, de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de wegenstructuur in staat is het verkeer op te vangen. De Afdeling ziet thans geen aanleiding anders te oordelen dan de voorzitter heeft gedaan. Het betoog faalt.
2.18. De Stichting Milieuzorg Zeist, de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch en de Stichting Conservatief Groen Zeist stellen dat de uitvoerbaarheid van het plan, in het bijzonder de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 3" en "wro-zone - wijzigingsgebied 4" en de bestemming "Woongebied 2" tussen de Graaf Lodewijk en de Graaf Janlaan, onvoldoende vaststaat. Zij stellen dat onduidelijk is waarvoor en onzeker is of een ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) kan worden verleend. Zij betogen dat onzeker is of de vereiste gunstige staat van instandhouding voor verschillende beschermde dier- en plantensoorten kan worden gegarandeerd vanwege de afname van bos en de toenemende recreatiedruk en lichtverstoring. In dit verband stellen zij tevens dat de staat van instandhouding moet worden beoordeeld op lokaal niveau en niet slechts op regionaal niveau. Ter onderbouwing van haar betoog dat de vereiste gunstige staat van instandhouding niet kan worden gegarandeerd verwijst de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch naar de eerder door haar ingebrachte contra-expertise, de quickscan "locatie bosje Graaf Janlaan" van 26 april 2010 en de "Veldcheck ransuilennest Graaf Lodewijklaan Zeist" van 22 juni 2010, beide van DGR. Uit deze stukken volgt volgens haar dat de raad zich niet heeft mogen baseren op het onderzoek "Flora Fauna toets Kerckebosch (Zeist)" (hierna: Flora en faunatoets) van buro Zoon van 20 augustus 2009 en het aanvullend onderzoek. Appellanten voeren tegen de onderzoeken gezamenlijk aan dat onvoldoende (representatief) veldonderzoek aan de onderzoeken ten grondslag ligt, het onderzoek niet het gehele gebied dekt en onvolledig is voor verschillende faunasoorten.
Volgens appellanten heeft de raad voorts ten onrechte, gelet op de gevolgen voor de instandhouding van verschillende soorten, niet bezien of daadwerkelijk ontheffing kan worden verleend. Appellanten voeren voorts aan dat het plan geen openbaar belang dient, nu de noodzaak voor de bouw van 542 woningen ontbreekt. De Stichting Ontwikkeling Kerckebosch wijst in dit verband onder meer op een standpunt van de TU Delft dat de bouw van 100 woningen voldoet.
2.18.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de Ffw niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Daartoe stelt hij dat in het plangebied geen beschermde soorten voorkomen waarvoor voor de uitvoering van het plan ontheffing is vereist op grond van de Ffw. Hij licht toe dat weliswaar één verblijfplaats van de grootoorvleermuis is aangetroffen, maar dat deze door het plan niet wordt aangetast. Het plangebied blijft volgens de raad voorts ook na realisering van het plan een belangrijk voedselgebied voor buiten het plangebied levende vleermuizen. De raad stelt dat de waarde van het plangebied voor beschermde soorten bovendien verbetert doordat een verbinding tussen het binnenbos en het buitenbos wordt gerealiseerd. De toename van verlichting is volgens de raad weliswaar nadelig, maar tast de gunstige staat van instandhouding niet aan. De raad stelt ook in dit verband dat hij zich heeft mogen baseren op de onderzoeken van buro Zoon. Hiertoe stelt hij dat bij herhaling veldonderzoek heeft plaatsgevonden en dat niet alleen het binnenbos is onderzocht maar ook de bosachtige terreinen rondom de scholen aan de Graaf Lodewijklaan en de bosachtige percelen aan de Graaf Janlaan. In het kader van het aanvullend onderzoek van 3 december 2009 is volgens de raad geen veldonderzoek verricht omdat in dit onderzoek is voortgebouwd op de eerdere onderzoeken waarvoor wel veldonderzoek is verricht. Daarbij voegt een veldonderzoek in de winter niets toe aan eerdere resultaten. Wat betreft de contra-expertise verwijst de raad naar zijn in het kader van de EHS gegeven reactie op daarop. In aanvulling hierop stelt hij dat de onderzoeksgegevens met betrekking tot de ransuil niet bekend waren ten tijde van de vaststelling van het plan.
2.18.2. De vraag of voor de uitvoering van het plan een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komt in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er evenwel niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
2.18.3. In de Flora en faunatoets is vermeld dat buro Zoon het terrein zes maal heeft bezocht. Voorts is hierin vermeld dat de onderzoeken van onderzoeksbureau Waardenburg uit 2002 en onderzoeksbureau Arcadis uit 2006, in welk kader ook veldbezoeken hebben plaatsgevonden, mede als basis zijn gebruikt. Ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling is in de Flora en faunatoets vermeld dat de Ffw niet aan de uitvoering van het plan in de weg staat omdat alleen de gewone grootoorvleermuis een verblijfplaats in het plangebied heeft en deze verblijfplaats geheel wordt ontzien. Verder staat in de Flora en faunatoets dat voor het overige geen streng beschermde soorten zijn aangetroffen en derhalve geen ontheffingen nodig zijn zolang de realisatie van het plan buiten het broedseizoen plaatsvindt.
2.18.4. In de onderzoeken van DGR wordt geconcludeerd dat de Flora en faunatoets en het aanvullend onderzoek niet volledig en consistent zijn. Volgens DGR is onduidelijk welke gegevens uit eigen onderzoek komen en welke gegevens uit het bronnenonderzoek afkomstig zijn. De onderzoeken voldoen niet aan de eisen van de Dienst Landelijk gebied. In de quickscan wordt aanbevolen nader onderzoek te doen naar de functie van het bosje bij de Graaf Janlaan voor vleermuizen. Voor de eekhoorn is volgens DGR een ontheffing nodig nu negen eekhoornnesten zijn aangetroffen in het bosje. In de veldcheck wordt geconcludeerd dat in 2010 de ransuil heeft gebroed in het bosje bij de Graaf Janlaan. De algemene conclusie van de onderzoeken is dat voor de soorten eekhoorn, das, hazelworm, ransuil en vleermuis nader onderzoek nodig is.
2.18.5. In het deskundigenbericht wordt allereerst gesteld dat geen gestandaardiseerde richtlijnen bestaan waaraan veldonderzoek moet voldoen.
In het deskundigenbericht wordt geconstateerd dat de veldonderzoeken van buro Zoon voor de inventarisatie van faunasoorten zijn beperkt tot vleermuizen en reptielen. De informatie over deze veldonderzoeken is volgens het deskundigenbericht beperkt. Het is volgens het deskundigenbericht gebruikelijk dat de omstandigheden van veldonderzoeken uitgebreider worden beschreven. De onderzoeksgegevens van buro Zoon zijn aangevuld met eerdere onderzoeken. Hieromtrent wordt in het deskundigenbericht gesteld dat gelet op het feit dat in de wijk geen ingrijpende wijzigingen hebben plaatsgevonden sinds deze onderzoeken, het aanvaardbaar is dat buro Zoon deze onderzoeken gebruikt. Te meer nu bureau Waardenburg door middel van een quickscan heeft bezien of de eerdere rapporten van haar bureau nog actueel zijn.
In het deskundigenbericht wordt aannemelijk geacht dat het gebied van belang is voor de vleermuis en voor verschillende vogelsoorten. Ten aanzien van de vleermuis is in het bericht vermeld dat indien de boswiggen voldoende als vliegroute voor deze soorten worden ingericht het aangrenzende EHS-gebied als vervangend foerageergebied voor deze soort bereikbaar wordt gemaakt. Dat de boommarter, das, hazelworm en eekhoorn niet voorkomen in het plangebied dan wel dat hun staat van instandhouding niet wordt aangetast is volgens het deskundigenbericht niet onaannemelijk.
2.18.6. Voor de beantwoording van de vraag of de Ffw in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het plan acht de Afdeling in eerste instantie van belang dat de raad zich heeft mogen baseren op de onderzoeken van onder andere buro Zoon. Hiertoe overweegt de Afdeling dat de stichtingen niet aannemelijk hebben gemaakt dat zich gezien ook de aard en ligging van het bos meer natuurwaarden in het plangebied voordoen dan vermeld zijn in de aan het plan ten grondslag gelegde onderzoeken. Evenmin is aannemelijk dat de gevolgen van plan, gezien ook de bestaande belasting van de wijk voor de natuurwaarden, onjuist zijn ingeschat. Hierbij betrekt de Afdeling dat de door de stichtingen aangevoerde bezwaren overwegend methodologisch van aard zijn, maar dat deze methodologische bezwaren niet zo zwaarwegend zijn dat deze de inhoud en de conclusies van de onderzoeken onbruikbaar maken. Ook is in dit kader van belang dat de onderzoeken van buro Zoon, zoals ook uit het deskundigenbericht blijkt, niet de enige onderzoeken zijn die aan het plan ten grondslag zijn gelegd, maar onderdeel zijn van een groter geheel aan onderzoeken ten behoeve van de thans in het plan vertaalde herontwikkeling van de wijk Kerckebosch. Voorts is van betekenis dat de bescherming van de bestaande natuurwaarden in de planregels is neergelegd. De Afdeling wijst in dit kader opnieuw op artikel 4.1 van de planregels. Als extra beschermingsmaatregel voor de bestaande natuurwaarden is tevens een aanlegvergunningstelsel in het plan opgenomen. De raad heeft daarnaast kunnen verwijzen naar de aanvullende bescherming van de Bomenverordening 2005. Verder acht de Afdeling niet zonder belang dat de raad onweersproken heeft gesteld dat bij de uitvoering van het plan op gedetailleerder niveau rekening zal worden gehouden met nieuwe en actuele informatie wat betreft de bijzondere natuurwaarden in het plangebied, onder andere wat betreft de exacte locaties van waardevolle en te behouden bomen. Hetgeen door de Stichtingen is aangevoerd kan dan ook niet tot de conclusie leiden dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
2.19. De Stichting Milieuzorg Zeist, de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch en de Stichting Conservatief Groen Zeist bestrijden voorts de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Hiertoe voeren zij aan dat onduidelijk is of de raad niet een te groot financieel risico loopt door het realiseren van een woningbouwproject van deze omvang, gelet ook op de economische crisis. Te meer nu volgens hen de woningbouwbehoefte aanzienlijk wordt overschat. De Stichting Conservatief Groen Zeist stelt voorts dat onzeker is of de duurdere woningen verkocht kunnen worden, waardoor onzeker is of voldoende financiële middelen voor handen zijn om de goedkopere woningen te realiseren.
De Stichting Ontwikkeling Kerckebosch stelt verder te vermoeden dat sprake is van ongeoorloofde staatssteun en strijd met het Europees aanbestedingsrecht.
2.19.1. De raad stelt dat met de woningbouwvereniging Seyster Veste een realisatieovereenkomst is afgesloten. In dat kader is de financiering van het plan uitgebreid doorgerekend. De financiering van het plan is dan ook voldoende gewaarborgd en staat niet aan de uitvoerbaarheid hiervan in de weg.
De raad stelt voorts dat geen verplichting bestaat de met het plan mogelijk gemaakte woningbouw europees aan te besteden, nu de Seyster Veste in Kerckebosch een strategische eigendomspositie heeft, zowel wat betreft de grond als de opstal. De raad licht toe dat de op te richten Wijk Ontwikkelingsmaatschappij de Europese aanbesteding voor zijn rekening neemt van onder andere het bouw- en woonrijp maken van de gronden in het plangebied.
2.19.2. De voorzitter heeft in zijn uitspraak van 15 september 2010, nr.
201004329/2/R2overwogen dat de Stichting Milieuzorg Zeist tevergeefs heeft betoogd dat de financiële haalbaarheid aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Hierbij heeft hij in aanmerking genomen dat de raad heeft aangegeven dat er ter zake van de grondexploitatie een anterieure overeenkomst is gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over alle kostensoorten die zijn genoemd in de artikelen 6.2.3. en 6.2.4. van het Besluit ruimtelijke ordening en over de verdeling van die kosten tussen partijen. Wat betreft het betoog ten aanzien van ongeoorloofde staatssteun heeft de voorzitter overwogen dat voor zover Seyster Veste door middel van steunmaatregelen van overheidswege zou zijn of worden begunstigd op een zodanige wijze dat sprake zou zijn van ongeoorloofde staatssteun, voldoende aannemelijk is geworden dat Seyster Veste de in het plan voorziene woningen zal realiseren zelfs indien daarmee hogere kosten zouden zijn gemoeid dan thans voorzien in verband met de terugvordering van ongeoorloofde staatssteun. De Afdeling ziet thans in hetgeen door die stichting en andere appellanten is aangevoerd geen aanleiding in zoverre anders te oordelen dan de voorzitter heeft gedaan. Voorts overweegt de Afdeling dat mogelijke verplichting tot aanbesteding van de uitvoering van het plan in het algemeen op zichzelf niet in de weg staan aan de financiële uitvoerbaarheid van het plan. De Stichting Ontwikkeling Kerckebosch heeft in het beroepschrift noch ter zitting een begin van een motivering gegeven waarin dat in dit geval anders zou moeten zijn. Het betoog faalt derhalve.
2.20. Ten aanzien van de stelling van de Stichting Milieuzorg Zeist dat de gewijzigde vaststelling van het plan, voor zover daarin de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 3" met zeven woningen is uitgebreid en de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 4" is toegevoegd, in strijd moet worden geacht met de rechtszekerheid, overweegt de Afdeling het volgende.
Geen rechtsregel verzet zich ertegen dat de raad bij de vaststelling van het plan wijzigingen aanbrengt. Tegen deze wijzigingen kan iedere belanghebbende, dus ook diegene die geen zienswijze heeft ingediend, in beroep komen. Nu de Stichting Milieuzorg Zeist bovendien niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze wijzigingen ertoe leiden dat in wezen een ander plan is vastgesteld, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat plan is vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid. Het betoog faalt.
2.21. De Stichting Milieuzorg Zeist stelt verder dat in het plan ten onrechte geen aanlegvergunningstelsel is opgenomen voor alle gronden waaraan de bestemming "Groen" is toegekend.
2.21.1. Ingevolge artikel 6, lid 6.1., van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor groenvoorzieningen, watergangen en waterpartijen, speelvoorzieningen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen, en overige bij de bestemming behorende voorzieningen.
Ingevolge artikel 6, lid 6.4, is artikel 26 van de planregels van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
Ingevolge artikel 26, lid 26.1., van de planregels, voor zover thans van belang, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 26.2, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de gronden als bedoeld in artikel 6 "Groen 'bos'" de in de tabel aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren.
2.21.2. De Stichting Milieuzorg Zeist heeft niet aannemelijk gemaakt dat het vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk is dat voor alle gronden met de bestemming "Groen" een aanlegvergunningplicht geldt als bedoeld in artikel 26.2 van de planregels. Hiertoe is van belang dat onvoldoende is gebleken dat al het groen in de wijk met de bestemming "Groen" bijzondere waarden vertegenwoordigt. Het betoog faalt.
2.22. De bestemming "Horeca" voor zover toegekend aan een perceel aan de Oranje Nassaulaan had volgens de Stichting Milieuzorg Zeist alleen moeten worden toegekend aan de gronden op dit perceel die eveneens zijn aangeduid als bouwvlak. Aan de overige gronden op het perceel zou de bestemming "Bos" moeten worden toegekend met gedeeltelijk de aanduiding 'parkeren'. Zij stelt dat dit leidt tot een betere bescherming van de aanwezige natuurwaarden.
2.22.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het huidige bestemmingsvlak "Horeca" passend is. Hiertoe stelt hij dat de gronden binnen het bestemmingsvlak behoren tot het horecabedrijf dat hier gevestigd is, hier ruimtelijk en functioneel deel van uitmaken en het perceel intensief gebruikt wordt voor het horecabedrijf. Daarnaast is behoud en beheer van het groen mogelijk binnen de horecabestemming. In dit verband licht de raad toe dat bij de vaststelling van het plan aan het perceel de dubbelbestemming "Waarde-Cultuurhistorie 2" is toegekend, waarvoor een aanlegvergunningplicht geldt. De raad merkt tot slot op dat in het vigerende bestemmingsplan de gronden ook een horecabestemming hebben.
2.22.2. Het betoog van de Stichting Milieuzorg Zeist is gelijk aan hetgeen zij in haar zienswijze heeft aangevoerd. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze en is hieraan tegemoet gekomen door het gedeeltelijk toekennen van de dubbelbestemming "Waarde-Cultuurhistorie 2". De Stichting Milieuzorg Zeist heeft in haar beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de raad het plan desondanks niet op deze wijze kon vaststellen. Het betoog faalt.
2.23. De Stichting Milieuzorg Zeist stelt dat aan artikel 26 van de planregels moet worden toegevoegd dat een aanlegvergunning, voor zover betrekking hebbend op de binnen het plangebied aanwezige monumentale structuren, wordt voorgelegd aan de gemeentelijke Monumentencommisie alvorens daaraan medewerking wordt toegezegd.
2.23.1. Naar de raad stelt en uit artikel 26, lid 26.3, aanhef en onder c, van de planregels blijkt, worden aanvragen voorgelegd aan de gemeentelijke Monumentencommisie indien zij betrekking hebben op gronden met de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie 2". Het beroep mist in zoverre feitelijke grondslag.
2.24. In hetgeen de Stichting Milieuzorg Zeist, de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch en de Stichting Conservatief Groen Zeist hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dit betrekking heeft op artikel 15.3 van de planregels, niet berust op een deugdelijke motivering. De beroepen, voor zover ontvankelijk, zijn in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
In hetgeen de Stichting Milieuzorg Zeist, de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch en de Stichting Conservatief Groen Zeist voor het overige hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. De beroepen zijn voor het overige ongegrond.
2.25. Ten aanzien van de Stichting Milieuzorg Zeist is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.
De raad dient ten aanzien van de Stichting Conservatief Groen Zeist en de Stichting Ontwikkeling Kerckebosch op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van de Stichting Conservatief Groen Zeist en anderen, voor zover dit is ingesteld door de Stichting Conservatief Groen Zeist, [appellanten sub 3 A] en voor zover dit niet ziet op de gewijzigde vaststelling van het plan, niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van de stichting Stichting Milieuzorg Zeist en omstreken, de stichting Stichting Ontwikkeling Kerckebosch, en de stichting Stichting Conservatief Groen Zeist en anderen, voor zover ontvankelijk, gedeeltelijk gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Zeist van 16 februari 2010, kenmerk 10RAAD0024, voor zover het betreft artikel 15.3 van de planregels;
IV. verklaart de beroepen van de stichting Stichting Milieuzorg Zeist en omstreken, de stichting Stichting Ontwikkeling Kerckebosch, en de stichting Stichting Conservatief Groen Zeist en anderen, voor zover ontvankelijk, voor het overige ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Zeist tot vergoeding van bij de stichting Stichting Ontwikkeling Kerckebosch en de stichting Stichting Conservatief Groen Zeist en anderen in verband met de behandeling van hun beroepen opgekomen proceskosten ten bedrage:
a. €1394,15 (zegge: dertienhonderdvierennegentig euro en vijftien cent) voor de stichting Stichting Ontwikkeling Kerckebosch,
b. € 1092,50 (zegge: duizendtweeënnegentig euro en vijftig cent) voor de stichting Stichting Conservatief Groen Zeist en anderen met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Zeist aan de onder II. genoemde appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt tot een bedrag van:
a. € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) voor de stichting Stichting Milieuzorg Zeist en omstreken,
b. € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) voor de stichting Stichting Ontwikkeling Kerckebosch,
c. € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) voor de stichting Stichting Conservatief Groen Zeist en anderen, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn- Jansen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Kuggeleijn-Jansen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2011