ECLI:NL:RVS:2011:BU9454

Raad van State

Datum uitspraak
28 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105659/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om vergoeding griffierecht door college van burgemeester en wethouders van Heerenveen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 28 april 2011, waarin het beroep van [appellant] ongegrond werd verklaard. Het hoger beroep is ingesteld na een brief van het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen, waarin zij [appellant] mededeelden dat zij niet geheel of gedeeltelijk tegemoet zouden komen aan zijn verzoek om vergoeding van het griffierecht. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college niet in redelijkheid had kunnen afwijzen, maar [appellant] was van mening dat de rechtbank deze afwijzing verkeerd had geïnterpreteerd.

De Raad van State heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de rechtbank met juistheid had aangenomen dat de zinsnede in de brief van het college, waarin werd aangegeven dat het griffierecht zo spoedig mogelijk zou worden betaald, abusievelijk was opgenomen. De Raad van State oordeelde dat het college het verzoek van [appellant] terecht had afgewezen, gezien de context van de brief en de eerdere communicatie over de proceskostenveroordeling.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 28 december 2011.

Uitspraak

201105659/1/H2.
Datum uitspraak: 28 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Heerenveen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 28 april 2011 in zaak nr. 10/2452 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen.
1. Procesverloop
Bij brief van 25 november 2010 heeft het college [appellant] meegedeeld als hierna onder 2.1 vermeld.
Bij uitspraak van 28 april 2011, verzonden op 2 mei 2011, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 mei 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen daartoe toestemming, als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), verleend hadden, heeft de Afdeling het onderzoek gesloten, zonder behandeling van de zaak ter zitting.
2. Overwegingen
2.1. Bij brief van 16 april 2010 heeft [appellant] het door hem in zaak nr. 200910130/1 ingestelde hoger beroep ingetrokken. Bij brief van dezelfde dag heeft hij het college verzocht om vergoeding, als bedoeld in artikel 8:41, vierde lid, van de Awb, van het door hem betaalde griffierecht. Bij brief van 27 april 2010 heeft het college hem medegedeeld dat het niet geheel of gedeeltelijk aan hem is tegemoetgekomen, maar het verzoek aanhoudt, totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het door hem gedane verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep. Daarbij heeft het vermeld dat het zich conformeert aan die uitspraak.
Bij uitspraak van 12 juli 2010 heeft de Afdeling dat verzoek afgewezen, omdat het college [appellant] niet is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb.
Bij de brief van 25 november 2010 heeft het college [appellant] als volgt medegedeeld:
"In onze brief van 27 april 2010 staat dat wij ons zullen conformeren aan de uitspraak van de ABRvS. Door het sturen van deze brief is feitelijk gezien al besloten op uw verzoek om betaling van het griffiegeld. Het betalen van het griffiegeld is een feitelijke handeling. De Wet dwangsom is hierop niet van toepassing. Er kan dan ook geen sprake zijn van verbeurde dwangsommen.
Wij zullen zo spoedig mogelijk het griffierecht betalen. Graag ontvangen wij van u het rekeningnummer waarop het bedrag gestort dient te worden.".
2.2. De rechtbank heeft deze brief gelezen als een afwijzing van het verzoek. [appellant] betoogt dat de rechtbank aldus heeft miskend dat de zinsnede "Wij zullen zo spoedig mogelijk het griffierecht betalen" betekent dat het college positief op zijn verzoek heeft beslist en een eventueel intern misverstand binnen de gemeente over het griffierecht in een andere zaak hem niet kan worden tegengeworpen.
2.3. Gelet op de gehele inhoud van de brief van 25 november 2010 en de er aan voorafgegane gebeurtenissen, met name de mededeling van het college dat het aan zal sluiten bij de uitspraak van de Afdeling over de proceskostenveroordeling, heeft de rechtbank met juistheid aangenomen dat voormelde zinsnede abusievelijk in de brief is opgenomen en het college het verzoek heeft afgewezen. De rechtbank heeft evenzeer met juistheid overwogen dat er, wat betreft de toepassing van de tweede volzin van het vierde lid van artikel 8:41 van de Awb, geen aanleiding is voor het oordeel dat het college het verzoek bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen afwijzen.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2011
18.
729.