ECLI:NL:RVS:2011:BU9441

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109615/4/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • M.F.N. Pikart-van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan 't Ven Hondsberg te Rosmalen

Op 8 juni 2011 heeft de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch het bestemmingsplan "'t Ven Hondsberg" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers, wonend te Rosmalen, beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 2 september 2011 hebben zij beroep aangetekend en op 8 november 2011 verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 6 december 2011 behandeld.

De voorzitter oordeelt dat het verzoek van de verzoekers om een voorlopige voorziening niet kan worden ingewilligd. De voorzitter stelt vast dat het bestemmingsplan voorziet in de bouw van drie aaneengeschakelde woningen met een maximale hoogte van 9 meter en vier vrijstaande woningen met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6,5 en 10 meter. De verzoekers stellen dat deze woningen niet in de omgeving passen en dat er geen behoefte aan is. De voorzitter concludeert echter dat de woningen, gezien de beperkte hoogte en de stedelijke omgeving, wel degelijk in de omgeving passen.

Daarnaast is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de raad enkel de commerciële belangen van de projectontwikkelaar heeft betrokken. De raad heeft aangegeven dat hij de bedrijfsbestemming heeft verwijderd om overlast voor omwonenden te voorkomen. Ook is het aantal woningen verlaagd en is de ontsluitingsweg verplaatst naar aanleiding van zienswijzen van omwonenden.

Wat betreft de afstand tot een nabijgelegen tankstation, heeft de raad onderzoek gedaan naar geluid en veiligheid, waaruit blijkt dat de woningen op voldoende afstand staan. De voorzitter ziet geen reden om aan de juistheid van dit onderzoek te twijfelen. Tot slot is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de Flora- en faunawet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. De voorzitter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201109615/4/R3.
Datum uitspraak: 22 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, wonend te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch,
en
de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "'t Ven Hondsberg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 september 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 november 2011, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 december 2011, waar [verzoeker] en anderen, bij monde van [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.C. Blonk en ir. E.M.A. Cammaert, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet, voor zover hier van belang, in drie aaneengeschakelde en vier vrijstaande woningen op een voormalig bedrijfsperceel aan de Raadhuisstraat 38/38a/38b te Rosmalen.
2.3. Het verzoek van [verzoeker] en anderen betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" op het perceel Raadhuisstraat 38/38a/38b. Met hun verzoek beogen zij onomkeerbare gevolgen ter plaatse te voorkomen.
Zij stellen dat de voorziene woningen, nu deze aanzienlijk hoger zijn dan de omliggende woningen, niet in de omgeving passen en zullen leiden tot een aantasting van hun woon- en leefklimaat. Aan deze woningen is volgens hen geen behoefte. De raad had in plaats daarvan kleinere seniorenwoningen mogelijk moeten maken. De raad heeft ten onrechte slechts de commerciële belangen van de projectontwikkelaar bij zijn besluit betrokken.
[verzoeker] en anderen betogen voorts dat de aaneengeschakelde woningen op te korte afstand van een bestaand tankstation worden mogelijk gemaakt. Verder heeft de raad, nu door [verzoeker] en anderen meermalen een bonte specht is waargenomen, ten onrechte geen aanvullend flora- en faunaonderzoek verricht, aldus [verzoeker] en anderen.
2.3.1. De voorzitter stelt vast dat het plan, voor zover hier van belang, drie aaneengeschakelde woningen met een maximale bouwhoogte van 9 m mogelijk maakt en vier vrijstaande woningen met een maximale goot- en bouwhoogte van 6,5 respectievelijk 10 m. Ter zitting is gebleken dat de omliggende woningen een hoogte hebben van ongeveer 8 m. Gelet op deze beperkte afwijking en nu het bestreden plandeel in een stedelijke omgeving ligt, ziet de voorzitter vooralsnog geen aanleiding voor het oordeel dat de woningen niet in de omgeving passen of dat de raad slechts kleinere woningen mogelijk had mogen maken. Ook is door [verzoeker] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat geen behoefte bestaat aan de woningen. Nu de vrijstaande woningen op een afstand van minimaal 19 m van de bestaande woningen staan en in de bouwregels rekening is gehouden met de omliggende bestaande woningen, heeft de raad, naar het voorlopige oordeel van de voorzitter, zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake zal zijn van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat de raad slechts de belangen van de projectontwikkelaar bij zijn besluitvorming heeft betrokken. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de raad te kennen heeft gegeven de bedrijfsbestemming ter plaatse te hebben verwijderd om mogelijke overlast voor omwonenden te voorkomen en dat naar aanleiding van zienswijzen van omwonenden onder meer het aantal woningen is verlaagd en de ontsluitingsweg is verplaatst.
2.3.2. Ten aanzien van het tankstation heeft de raad te kennen gegeven dat naar de aspecten geluid en veiligheid onderzoek is gedaan, waaruit naar voren is gekomen dat de woningen met 30 m op voldoende afstand staan. Ter zitting hebben [verzoeker] en anderen te kennen gegeven de juistheid van dit onderzoek als zodanig niet te bestrijden. In het aangevoerde ziet de voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan om zich in redelijkheid op voornoemd standpunt te kunnen stellen.
2.3.3. De vragen of een vrijstelling geldt dan wel een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) nodig is, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. De raad dient een plan echter niet vast te stellen indien hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. De enkele omstandigheid dat door [verzoeker] en anderen een specht is waargenomen, wat daar ook van zij, maakt naar het voorlopige oordeel van de voorzitter niet dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Ffw niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het perceel thans een bebouwd en verhard terrein betreft en dat met aanwezigheid van nesten, indien daarvan al zou blijken, rekening kan worden gehouden door buiten het broedseizoen te werken.
2.3.4. Voor het overige geeft het aangevoerde evenmin aanleiding voor de verwachting dat het plan in de bodemprocedure niet in stand zal kunnen blijven.
2.3.5. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter, de betrokken belangen afwegend, geen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in te willigen.
2.3.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2011
350-715.