ECLI:NL:RVS:2011:BU7901

Raad van State

Datum uitspraak
14 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012076/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.A. Mondt-Schouten
  • B.C. Bošnjaković
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan voor Petten, 't Zand, Callantsoog en Groote Keeten en de juridische gevolgen voor de Boten- en Visvereniging Noord-West 9

Op 14 december 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging Boten- en Visvereniging Noord-West 9 en de raad van de gemeente Zijpe. De zaak betreft het bestemmingsplan "Petten, 't Zand, Callantsoog en Groote Keeten", dat op 28 september 2010 door de raad is vastgesteld. De vereniging heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat het bestemmingsplan haar tractoronderkomen nabij de Strandweg 1 te Petten niet als zodanig heeft bestemd. De vereniging stelt dat dit in strijd is met eerdere toezeggingen van het gemeentebestuur en dat er geen belemmeringen zijn voor de legalisering van het onderkomen, nu de minister van Infrastructuur en Milieu heeft gekozen voor zandsuppletie in plaats van dijkverzwaring.

De raad van de gemeente Zijpe heeft echter betoogd dat er sprake is van een illegale situatie en dat er geen toezeggingen zijn gedaan die het vertrouwen wekten dat het onderkomen zou worden bestemd. De raad heeft ook aangegeven dat het tractoronderkomen niet passend is in het duinlandschap en dat het de duurzame versterking van de zeewering zou bemoeilijken. De Afdeling heeft de argumenten van de raad gevolgd en geoordeeld dat de raad een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de algemene belangen van de ruimtelijke ordening dan aan de belangen van de vereniging. De Afdeling heeft vastgesteld dat de illegale situatie niet kan worden gecontinueerd en dat de raad het bestemmingsplan niet in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft vastgesteld.

De uitspraak concludeert dat het beroep van de vereniging ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 14 december 2011.

Uitspraak

201012076/1/R1.
Datum uitspraak: 14 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Boten- en Visvereniging Noord-West 9, gevestigd te Petten, gemeente Zijpe,
appellante,
en
de raad van de gemeente Zijpe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Petten, 't Zand, Callantsoog en Groote Keeten" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de vereniging bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 december 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De vereniging heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2011, waar de vereniging, vertegenwoordigd door haar [voorzitter] en haar [secretaris], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. de Ruyter, advocaat te Alkmaar, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een actuele planologische regeling voor de dorpskernen Petten, 't Zand, Callantsoog en Groote Keeten.
2.2. De vereniging kan zich niet verenigen met het plan, voor zover daarin haar tractoronderkomen op de gronden nabij de Strandweg 1 te Petten niet als zodanig is bestemd. Zij voert aan dat dit in strijd is met gedane toezeggingen. Zij betoogt dat eerder een vrijstelling ingevolge artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) is verleend van het voorgaande plan voor een loods ter plaatse, die later is verlengd. De vereniging voert aan dat op verzoeken harerzijds om legalisering van het onderkomen lange tijd geen reactie is vernomen van het gemeentebestuur. Volgens haar heeft het gemeentebestuur de loods bewust gedoogd. De enkele reden waarom het gemeentebestuur niet tot legalisatie heeft willen overgaan, was de onzekerheid over de toekomstige dijkverzwaring. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit was echter volgens de vereniging bekend dat de minister van Verkeer en Waterstaat, thans de minister van Infrastructuur en Milieu (hierna: de minister), had gekozen voor zandsuppletie. Dijkverzwaring is derhalve niet meer aan de orde. Er zijn dan ook geen belemmeringen aanwezig om het onderkomen als zodanig te bestemmen, aldus de vereniging.
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat sprake is van een illegale situatie. Van gemeentewege zijn geen toezeggingen gedaan en is niet het vertrouwen gewekt dat het onderkomen ter plaatse als zodanig zou worden bestemd, aldus de raad. De wens van de vereniging zal volgens de raad mogelijke ontwikkelingen op het gebied van duurzame versterking van de zeewering, waarbij in het bijzonder kan worden gedacht aan dijkverzwaring, in de weg staan dan wel bemoeilijken. Verder is volgens de raad het tractoronderkomen niet passend in het duinlandschap. De raad ziet dan ook niet in dat het plan ter plaatse ruimte zou moeten bieden voor het tractoronderkomen van de vereniging.
2.4. In het plan zijn aan de in geding zijnde gronden de bestemming "Natuur-Duin" en de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 4" toegekend.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de planregels zijn de voor "Natuur-Duin" aangewezen gronden bestemd voor:
a. waterkering;
b. de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van ecologische en natuurlijke waarden van de gronden;
c. groenvoorzieningen;
d. bermen en beplanting;
e. paden;
met de daarbij behorende:
f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ingevolge het tweede lid, onder a, mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een uitkijktoren, met dien verstande dat de bouwhoogte van de uitkijktoren niet meer dan 6 m mag bedragen.
2.4.1. In maart 2000 is een tijdelijke bouwvergunning en met toepassing van artikel 17 van de WRO vrijstelling tot 1 januari 2004 verleend voor het bouwen en geplaatst houden van een onderkomen ten behoeve van de vereniging op gronden nabij de strandweg 1 te Petten, kadastraal bekend gemeente Petten, sectie A, nummer 548. Voorts is bij dit besluit bepaald dat dit bouwwerk niet langer in stand mag worden gehouden dan tot 1 januari 2004. Bij besluit van 14 mei 2004 is deze periode verlengd tot 1 januari 2005. De vereniging gebruikt het gebouwde onderkomen voor het stallen van tractoren.
2.4.2. Niet in geschil is dat het onderkomen en het gebruik dat ervan wordt gemaakt in strijd waren met het voorgaande plan. Nu de geldigheidsduur van de ingevolge artikel 17 van de WRO verleende vrijstelling voor het onderkomen en de aan de daarvoor verleende bouwvergunning verbonden instandhoudingstermijn zijn verstreken, zijn het bouwwerk en het gebruik ervan thans illegaal. De enkele omstandigheid dat het college van burgemeester en wethouders niet eerder handhavend heeft opgetreden tegen het onderkomen en het gebruik ervan, maakt dit niet anders.
2.5. Tussen partijen is niet in geschil dat de in geding zijnde gronden behoren tot de zogeheten zwakke schakels van of in de kustverdediging. De raad heeft aan zijn besluit onder meer ten grondslag gelegd dat voortzetting van de illegale situatie niet wenselijk is, aangezien het als zodanig bestemmen van het onderkomen duurzame versterking van de zeewering ten behoeve van de veiligheid, waarbij in het bijzonder is gedacht aan dijkverzwaring, in de weg staat dan wel bemoeilijkt. Vaststaat dat de minister op 20 augustus 2010 heeft besloten tot het uitvoeren van zandsuppletie over te gaan. Niet staat echter vast dat hiermee mogelijke andere kustversterkingsactiviteiten binnen de planperiode niet meer aan de orde zijn. In tegenstelling tot hetgeen de vereniging betoogt heeft de raad voorts niet uitsluitend het argument van kustverdediging ten grondslag gelegd aan zijn standpunt dat de loods en het gebruik ervan ter plaatse niet gewenst zijn, maar tevens als argument aangevoerd dat de loods en het gebruik ervan niet passend zijn in het duinlandschap. In dit verband heeft de raad gewezen op het feit dat in de directe omgeving van de loods een gebied is gelegen dat onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur. De Afdeling acht dit standpunt niet onredelijk.
De Afdeling is van oordeel dat de raad een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan deze algemene belangen dan aan de belangen van de vereniging. Hierbij betrekt de Afdeling dat gelet op 2.4.2. de loods en het gebruik hiervan thans illegaal zijn.
De vereniging heeft niet aannemelijk gemaakt dat door of namens de raad de verwachting is gewekt dat het plan in het positief bestemmen van het tractoronderkomen zou voorzien. Uit de overgelegde correspondentie met het college van burgemeester en wethouders, daargelaten of het daarin gestelde aan de raad kan worden toegerekend, volgt weliswaar dat het college van burgemeester en wethouders te kennen heeft gegeven dat in de bestemmingsplanprocedure zal worden bekeken of het tractoronderkomen op de huidige plek kan worden bestemd, maar daarin is niet de toezegging gedaan het onderkomen daadwerkelijk ter plaatse in het bestemmingsplan mogelijk te maken. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
De raad heeft ter zitting de verwachting uitgesproken dat het college van burgemeester en wethouders niet op korte termijn handhavend zal optreden tegen de illegale situatie. Hieraan heeft hij toegevoegd dat dit niet betekent dat niet binnen de planperiode de illegale situatie zal worden beëindigd door verplaatsing van de loods hetzij handhavend optreden. Gelet hierop acht de Afdeling aannemelijk dat binnen de planperiode de situatie ter plaatse in overeenstemming zal worden gebracht met het plan.
2.5.1. In hetgeen de vereniging heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Bošnjaković
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2011
466.