ECLI:NL:RVS:2011:BU7891

Raad van State

Datum uitspraak
9 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201110156/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Buitengebied Boskoop

Op 30 juni 2011 heeft de raad van de gemeente Boskoop het bestemmingsplan "Buitengebied Boskoop" vastgesteld. Bosberg B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te Waddinxveen, heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek is op 23 november 2011 ter zitting behandeld, waarbij Bosberg B.V. vertegenwoordigd was door haar directeur en de raad door M. Geerts. Bosberg B.V. vreest dat de toegestane verkoop van kleding vanuit het magazijn aan de Boskoopseweg 4 ernstige concurrentie zal veroorzaken voor haar damesmodezaken in Boskoop en Waddinxveen. De raad van de gemeente Boskoop stelt echter dat de verkoop niet zal leiden tot ontwrichting van de centrumfunctie van het dorp.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft vastgesteld dat Bosberg B.V. als belanghebbende kan worden aangemerkt, aangezien zij concurrent is van een andere partij in hetzelfde verzorgingsgebied. De voorzitter heeft ook opgemerkt dat de inhoud van het bestemmingsplan in elektronische vorm beslissend is, en dat de planregels de verkoop van kleding aan particulieren vier keer per jaar toestaan.

Uiteindelijk heeft de voorzitter geconcludeerd dat er geen aanleiding is om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Hij heeft vastgesteld dat er geen duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal plaatsvinden en dat de bestreden verkopen geen ernstige parkeer- of verkeersoverlast tot gevolg zullen hebben. De voorzitter heeft het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dan ook afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201110156/2/R4.
Datum uitspraak: 9 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bosberg B.V., gevestigd te Waddinxveen,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Boskoop,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 juni 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Boskoop" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer Bosberg BV bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 oktober 2011, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 oktober 2011, heeft Bosberg BV de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 november 2011, waar Bosberg BV, vertegenwoordigd door [directeur], en de raad, vertegenwoordigd door M. Geerts, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn nadere stukken in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek van Bosberg BV betreft de binnen de bestemming "Bedrijf" toegekende aanduiding "specifieke vorm van bedrijf- opslag en kantoor t.b.v. kleding" voor het perceel Boskoopseweg 4 te Boskoop en artikel 5, lid 5.4, onder h, van de planregels, waarmee het ter plaatse vier maal per jaar houden van kledingverkoop aan particulieren is toegestaan.
2.3. Bosberg BV, die in Boskoop en Waddinxveen een aantal damesmodezaken exploiteert, vreest ernstige concurrentie van grootschalige openbare verkoop door het bedrijf vanuit het magazijn aan de Boskoopseweg 4. De raad stelt zich volgens haar ten onrechte op het standpunt dat de toegestane verkoop niet leidt tot ontwrichting van de centrumfunctie. Zij betoogt daartoe dat de verkopen grote hoeveelheden kleding en een omvangrijke groep klanten per keer betreffen en dat de kledingverkopen bovendien specifiek gericht zijn op oudere mensen die één of twee keer per seizoen al hun kleding kopen. De toegestane verkoop legt een zware druk op de detailhandel in het centrum, hetgeen afbreuk doet aan de centrumfunctie van het dorp en het minder aantrekkelijk maakt voor detailhandel om zich in het centrum te vestigen, terwijl dat met het plan juist wordt beoogd. Sluiting van de winkel van Bosberg BV in het centrum zal betekenen dat ouderen hun kleding niet meer in het centrum zullen kunnen kopen.
De raad heeft zich bovendien ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verkoop ruimtelijk slechts zeer beperkte effecten heeft. De naar aanleiding van een zienswijze van [partij] toegestane verkoop strijdt voorts met eerdere uitlatingen van de raad over ontoelaatbaarheid van detailhandel buiten het centrum, aldus Bosberg.
2.4. Niet in geding is dat Bosberg BV concurrent is van [partij] in hetzelfde verzorgingsgebied. Naar het oordeel van de voorzitter kan zij dan ook worden aangemerkt als belanghebbende bij het bestreden besluit.
2.5. Ingevolge artikel 1.2.3, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening is, indien na vaststelling van een bestemmingsplan de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan en die van de verbeelding daarvan op papier tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, de eerstbedoelde inhoud beslissend. De voorzitter gaat ervan uit dat, nu de terinzagelegging van het ontwerp van het voorliggende plan na 1 januari 2010 heeft plaatsgevonden, het plan in elektronische vorm beslissend is.
2.6. In artikel 5, lid 5.4, onder h, van de planregels, zoals dat is weergegeven in de digitale versie van het plan, is ter plaatse van de aanduiding op de verbeelding "specifieke vorm van bedrijf - opslag en kantoor t.b.v. kleding" vier keer per jaar verkoop van kleding aan particulieren toegestaan.
2.7. Door de voorzitter wordt in aanmerking genomen dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 2 december 2009 in zaak nr.
200901438/1/R3, het voorkomen of beperken van concurrentie in beginsel ruimtelijk niet relevant is. Slechts in geval zich een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal voordoen, zodanig dat sprake is van een in planologisch opzicht onaanvaardbare situatie, is plaats om in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter zake regulerend op te treden.
De voorzitter acht vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat hiervan sprake zal zijn.
2.8. Voorts acht de voorzitter evenmin aannemelijk gemaakt dat de bestreden verkopen ernstige parkeer- en andere verkeersoverlast tot gevolg hebben.
2.9. De voorzitter overweegt ten slotte dat de omstandigheid dat Bosberg BV het gemeentebestuur in het verleden herhaalde malen heeft verzocht om op te treden tegen illegale openbare kledingverkopen - wat daarvan ook zij - noch het feit dat de raad zich in het verleden tegen uitbreiding van het toegestane aantal verkopen zou hebben uitgesproken, betekent dat het de raad niet vrijstond om het verzoek om uitbreiding van het aantal kledingverkopen alsnog in te willigen.
2.10. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Zijlstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2011
240.