ECLI:NL:RVS:2011:BU7878

Raad van State

Datum uitspraak
14 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201107605/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • A.P. de Rooy
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Stadscentrum Randzone I-10 vastgesteld door de raad van de gemeente Nijmegen

Op 25 mei 2011 heeft de raad van de gemeente Nijmegen het bestemmingsplan "Stadscentrum Randzone I-10 (TPG-locatie)" vastgesteld. Dit plan voorziet in de bestemming "Gemengd" op de voormalige TPG-locatie aan het Stationsplein, met de mogelijkheid voor de bouw van studentenwoningen voor ongeveer 350 bewoners, een nieuw gebouw voor poppodium Doornroosje en een openbare fietsenstalling. Tegen dit besluit hebben appellanten, wonend te Nijmegen, op 12 juli 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is ter zitting behandeld op 9 november 2011.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de appellanten belanghebbenden zijn, ondanks dat hun percelen zich op ongeveer 150 meter afstand van het plangebied bevinden. De Afdeling oordeelt dat de ruimtelijke uitstraling van de ontwikkelingen zich op die afstand doet voelen. Appellanten betogen dat de raad hen niet in de gelegenheid heeft gesteld hun zienswijze mondeling toe te lichten, maar de Afdeling concludeert dat er geen wettelijke verplichting bestaat om dit te doen.

Daarnaast voeren appellanten aan dat het plan zal leiden tot een tekort aan parkeerruimte en overlast in hun woonomgeving. De raad heeft echter onderzoek laten verrichten naar de parkeersituatie en concludeert dat de parkeerbehoefte kan worden voldaan. De Afdeling oordeelt dat het plan niet leidt tot een ontoelaatbare verslechtering van de verkeersveiligheid en dat de appellanten niet hebben aangetoond dat het plan tot onaanvaardbare overlast zal leiden. Uiteindelijk verklaart de Afdeling het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201107605/1/R2.
Datum uitspraak: 14 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te Nijmegen,
en
de raad van de gemeente Nijmegen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Stadscentrum Randzone I-10 (TPG-locatie)" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 juli 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2011, waar [appellanten], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. T.H. Liebregts, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in het leggen van de bestemming "Gemengd" op de voormalige TPG-locatie aan het Stationsplein. Ingevolge artikel 3.1 van de planregels zijn deze gronden onder andere bestemd voor wonen, kantoren, dienstverlening en cultuur en ontspanning, alsmede voor bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen. Blijkens de stukken wordt beoogd in het plangebied de bouw van studentenwoningen ten behoeve van ongeveer 350 bewoners mogelijk te maken. Tevens wordt beoogd de vestiging van een nieuw gebouw voor poppodium Doornroosje en de vestiging van een openbare fietsenstalling mogelijk te maken. [appellanten] kunnen zich niet met het plan verenigen.
2.2. De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep van [appellanten] niet-ontvankelijk is. [appellanten] zijn volgens de raad geen belanghebbenden, nu hun percelen zich op een afstand van ongeveer 150 meter van het plangebied bevinden.
2.2.1. Uit de planverbeelding leidt de Afdeling af dat het dichtstbijzijnde pand van [appellanten] op ongeveer 120 meter afstand van het plangebied ligt. Het is niet uitgesloten dat vanuit één of meer panden van [appellanten] zicht bestaat op het plangebied.
Gezien het in het plan mogelijk gemaakte gebruik is voorts aannemelijk dat de ruimtelijke uitstraling van de ontwikkelingen waarin het plan beoogt te voorzien zich op die afstand doet gevoelen. De Afdeling is van oordeel dat [appellanten] belanghebbenden zijn en ziet geen reden hun beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
2.3. [appellanten] betogen dat de raad in strijd heeft gehandeld met de op hem rustende wettelijke verplichtingen door hen niet in de gelegenheid te stellen hun zienswijze mondeling toe te lichten.
2.3.1. Uit de Wet ruimtelijke ordening, de Algemene wet bestuursrecht noch enige andere wettelijke bepaling vloeit de verplichting voort om degenen die een zienswijze hebben ingebracht in de gelegenheid te stellen daarop een mondelinge toelichting te geven. Evenmin is de Afdeling gebleken van bijzondere omstandigheden die de raad ertoe hadden moeten brengen om niettemin in dit geval uit zorgvuldigheidsoverwegingen tot het horen over te gaan. Dit leidt ertoe dat de beroepsgrond faalt.
2.4. [appellanten] voeren aan dat het plan tot een tekort aan parkeerruimte zal leiden. [appellanten] verwijzen daarbij tevens naar artikel 2.5.30 van de Nijmeegse Bouwverordening en de bijbehorende beleidsregels. Zij stellen dat die beleidsregels geschonden zijn.
2.4.1. De Afdeling overweegt dat in opdracht van de raad door ECORYS-Bureau DAM een onderzoek is verricht. In het onderzoek is de parkeersituatie bij negen vergelijkbare studentenwooncomplexen in Nijmegen in kaart gebracht. Aan die vergelijking wordt in het onderzoek de conclusie verbonden dat bij studentenwooncomplexen met een relatief lage hoeveelheid parkeerplaatsen per wooneenheid volstaan kan worden. Bovendien wordt door de raad gewezen op de goede bereikbaarheid van het plangebied met het openbaar vervoer en op het feit dat in 2013 in de buurt van het plangebied een nieuwe parkeergarage voor ongeveer 600 auto's zal worden opgeleverd. Ter zitting heeft de raad erop gewezen dat volgens de gehanteerde CROW-normen ten behoeve van poppodium Doornroosje een parkeerbehoefte van 270 plaatsen op piekmomenten bestaat. Tezamen met het studentenwooncomplex bedraagt de parkeerbehoefte 340 plaatsen, aldus de raad. [appellanten] hebben ter zitting laten weten de aldus bepaalde parkeerbehoefte niet onjuist te achten.
Aangaande de vraag of in deze parkeerbehoefte kan worden voorzien, stelt de Afdeling voorop dat het plan, gezien de volgens voornoemd artikel 3.1 van de planregels toegelaten functies, aan de realisering daarvan niet in de weg staat. Voorts is in dit verband van belang dat in artikel 9.1.2 van de planregels is bepaald dat, indien een bouwplan daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. Van deze regel kan ingevolge artikel 9.1.4 onder voorwaarden met een omgevingsvergunning worden afgeweken.
Gelet hierop komt de Afdeling tot het oordeel dat het plan als zodanig niet met zich brengt dat een tekort aan parkeerruimte zal ontstaan. Of daadwerkelijk in voldoende parkeerruimte zal worden voorzien, komt eerst aan de orde bij de behandeling van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor een concreet bouwplan. Daarbij zal toetsing plaatsvinden aan voornoemde artikelen 9.1.2 en 9.1.4 van de planregels en eventueel aan artikel 2.5.30 van de Nijmeegse Bouwverordening en de bijbehorende beleidsregels. Of deze voorschriften in acht genomen worden, valt buiten het bereik van de toetsing van dit bestemmingsplan.
2.5. [appellanten] voeren aan dat de huisvesting van studenten tot overlast in hun woonomgeving zal leiden. [appellanten] stellen dat overlast van studenten in het verleden niet effectief is aangepakt door de raad en door studentenhuisvester SSHN.
2.5.1. De percelen van [appellanten] bevinden zich op een centrumlocatie in een stad. Op een dergelijke locatie ligt het naar het oordeel van de Afdeling in de rede te verwachten dat men wel eens het rumoer van het stadsleven zal horen. Door [appellanten] is niet aangetoond dat het plan een ontoelaatbaar grote toename van overlast tot gevolg zal hebben. Voorts hebben zij hun beroep niet nader onderbouwd.
2.6. Tot slot voeren [appellanten] aan dat het plan tot een ontoelaatbare verslechtering van de verkeersveiligheid op het Stationsplein zou leiden.
2.6.1. [appellanten] hebben zich op dit punt in het beroepschrift beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze.
In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze.
[appellanten] hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
2.7. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. De Rooy
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2011
59-726