ECLI:NL:RVS:2011:BU7860

Raad van State

Datum uitspraak
5 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201103776/5/H4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure betreffende revisievergunning voor varkenshouderij

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg op 1 februari 2011 een revisievergunning verleend aan [vergunninghouder] voor een varkenshouderij met een co-vergistingsinstallatie en een warmtekrachtkoppelingsinstallatie op het perceel [locatie] te Bergentheim. Dit besluit werd op 16 februari 2011 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] op 29 maart 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij op 17 oktober 2011 verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 21 november 2011 ter zitting behandeld, waarbij zowel [verzoekers] als het college vertegenwoordigd waren.

De voorzitter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Tijdens de zitting trok een van de verzoekers het verzoek in. De vergunninghouder verklaarde dat er geen uitvoering zal worden gegeven aan het besluit totdat er uitspraak is gedaan in de bodemprocedure. Dit leidde de voorzitter tot de conclusie dat er geen spoedeisend belang bestond bij het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er werd ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd openbaar gedaan op 5 december 2011, waarbij de voorzitter, mr. S.F.M. Wortmann, en mr. A. Bijleveld, ambtenaar van staat, aanwezig waren.

Uitspraak

201103776/5/H4.
Datum uitspraak: 5 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], allen wonend te Oud-Bergentheim, gemeente Hardenberg,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 februari 2011 heeft het college aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een varkenshouderij met een co-vergistingsinstallatie en een warmtekrachtkoppelingsinstallatie op het perceel [locatie] te Bergentheim. Dit besluit is op 16 februari 2011 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers], bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 maart 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 oktober 2011, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 november 2011, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp, en het college, vertegenwoordigd door A.M. Zwiers, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ter zitting is het verzoek ingetrokken voor zover dit is gedaan door [een van de verzoekers].
2.3. [vergunninghouder] heeft ten aanzien van een eerder verzoek om een voorlopige voorziening stellig en zonder voorbehoud verklaard dat geen uitvoering zal worden gegeven aan hetgeen bij het bestreden besluit is vergund, totdat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure. Bij brief van 16 november 2011 heeft zijn gemachtigde verklaard dat deze verklaring ook geldt ten aanzien van het onderhavige verzoek om een voorlopige voorziening. Reeds hierom is de voorzitter van oordeel dat geen spoedeisend belang bestaat bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Bijleveld
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2011
433.