201103539/1/H4.
Datum uitspraak: 7 december 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo (hierna: het college),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 9 februari 2011 in zaak nr. 10/55 in het geding tussen:
de vereniging Afdeling Hengelo van het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf Horeca Nederland en anderen (hierna: KHN en anderen), gevestigd te Hengelo
Bij besluit van 7 december 2009 heeft het college aan de stichting Stichting Schouwburg Hengelo ontheffing van het bestemmingsplan verleend voor aanvullende horeca-activiteiten in een deel van het pand op het perceel Beursstraat 44 te Hengelo.
Bij uitspraak van 9 februari 2011, verzonden op 11 februari 2011, heeft de rechtbank het door KHN en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 maart 2011, hoger beroep ingesteld.
KHN en anderen hebben een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 oktober 2011, waar het college, vertegenwoordigd door B.J.A. Leferink en E.C.H. Bijsterbosch, beiden werkzaam bij de gemeente en KNH en anderen, vertegenwoordigd door mr. H.J.P. Robers, advocaat te Hengelo, en J.G. Smit, zijn verschenen.
2.1. De horeca-activiteiten waar de ontheffing op ziet zijn in strijd met het bestemmingsplan "Centrum". Om deze toch te kunnen toestaan, heeft het college daarvan krachtens artikel 3.23, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, gelezen in verbinding met artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Besluit ruimtelijke ordening, ontheffing verleend.
2.2. Het college betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat het de ontheffing in redelijkheid niet heeft kunnen verlenen, heeft miskend dat het mag afwijken van het beleid van de raad van de gemeente Hengelo, als neergelegd in de op 20 december 2005 vastgestelde "Horecavisie en beleid Hengelo 2005-2015" en de op 15 april 2008 vastgestelde burgervisie "Hengelo, we zitten op goud" (hierna: de horecavisie en de burgervisie).
2.3. Niet meer in geschil is dat de horeca-activiteiten waarop de ontheffing ziet in strijd zijn met de horecavisie en de burgervisie, het college die visies als toetsingskader pleegt te hanteren bij de beoordeling van verzoeken om ontheffing ten behoeve van horeca-activiteiten en dit moet worden aangemerkt als een vaste gedragslijn. Onder bijzondere omstandigheden kan, mits deugdelijk gemotiveerd, van een vaste gedragslijn worden afgeweken. Nu het college in het besluit van 7 december 2009 echter geen bijzondere omstandigheden heeft gesteld die tot afwijking van het gevoerde beleid nopen, heeft de rechtbank terecht geconcludeerd dat het op grond van de gegeven motivering niet in redelijkheid ontheffing heeft kunnen verlenen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Hengelo, tot vergoeding van bij de vereniging Afdeling Hengelo van het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf Horeca Nederland en anderen in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo een griffierecht van € 454,00 (zegge: vierhonderdvierenvijftig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 december 2011