201107953/2/R4.
Datum uitspraak: 28 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoekers sub 1] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker sub 1]), wonend te Waddinxveen,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Waddinxveen,
verzoekers,
de raad van de gemeente Waddinxveen,
verweerder.
Bij besluit van 25 mei 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Alblas" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 augustus 2011, en [verzoeker sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 augustus 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 augustus 2011, heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te tr effen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 augustus 2011, heeft [verzoeker sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad en de vennootschap onder firma Ontwikkelingscombinatie Alblas v.o.f. (hierna: Alblas VOF) hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 2 november 2011, waar [verzoeker sub 1], vertegenwoordigd door mr. J.M.S. Salomons, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, [verzoeker sub 2] in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door D. Koppenaal en J. Versteeg, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord Alblas VOF, vertegenwoordigd door mr. J.C. Tebrugge.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de ontwikkeling van een woonwijk op het terrein van de voormalige houthandel "Alblas" te Waddinxveen. Het plan maakt de realisering van 175 woningen mogelijk.
Het verzoek van [verzoeker sub 1]
2.3. [verzoeker sub 1] kan zich niet verenigen met de aanwijzing van de Zuidkade als enige toegangsroute voor het bouwverkeer naar het terrein "Alblas". Deze weg is daarvoor volgens hem niet geschikt. [verzoeker sub 1] stelt hierbij dat aan zijn woning, die aan de Zuidkade ligt, schade is ontstaan door grondtransporten ten behoeve van het bouwterrein.
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de regeling van het bouwverkeer een uitvoeringsaspect betreft en alleen relevant is in de onderhavige procedure indien en voor zover op voorhand vaststaat dat de uitvoering van bouwwerkzaamheden onvermijdelijk leidt tot schade aan de woning van [verzoeker sub 1]. Daarvan is in dit geval geen sprake, aldus de raad.
2.3.2. Naar voorlopig oordeel heeft [verzoeker sub 1] niet aannemelijk gemaakt dat het standpunt van de raad niet kan worden gevolgd. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat de Zuidkade de ontsluiting vormde van het voormalige bedrijventerrein "Alblas" en dat er in zoverre geen aanwijzingen zijn dat de Zuidkade niet ook geschikt moet worden geacht voor bouwverkeer. Verder heeft de raad ter zitting verklaard dat de grondtransporten ten behoeve van het bouwrijp maken van het bouwterrein inmiddels zijn afgerond. Ter zitting heeft Alblas VOF verklaard dat in overleg met de raad de aanvoer van bouwmaterialen zoveel mogelijk over de rivier de Gouwe plaatsvindt.
Hetgeen [verzoeker sub 1] heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Het verzoek van [verzoeker sub 2]
2.4. Voor zover [verzoeker sub 2] betoogt dat de inspraakprocedure niet op de juiste wijze is doorlopen, overweegt de voorzitter dat ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) de procedure inzake de vaststelling van een bestemmingsplan aanvangt met de terinzagelegging van het ontwerpplan. De procedure waar [verzoeker sub 2] op doelt maakt hiervan geen onderdeel uit. Mogelijke onregelmatigheden in die procedure kunnen daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de gevolgde bestemmingsplanprocedure en de daaruit voortvloeiende besluiten met zich brengen.
2.5. [verzoeker sub 2] kan zich niet verenigen met het aantal woningen dat door het plan mogelijk wordt gemaakt. Hij voert aan dat het voorziene aantal woningen alleen is gebaseerd op winst-maximalisatie en niet op een aantoonbare woningbehoefte. [verzoeker sub 2] verwijst in dit verband naar krantenartikelen waarin wordt vermeld dat de bouwproductie binnen het Groene Hart moet worden verminderd.
2.5.1. De raad heeft ter zitting toegelicht dat uit diverse studies blijkt dat de vraag naar woningen uit het duurdere segment, waar het onderhavige plan in voorziet, naar verwachting hoog zal blijven in Waddinxveen.
Verder blijkt uit de Woonvisie 2011-2020 van de provincie Zuid-Holland dat Waddinxveen een zogeheten profielfunctie heeft voor de regio Zuid-Holland, hetgeen inhoudt dat Waddinxveen niet alleen in de eigen woningbehoefte dient te voorzien, maar tevens gedeeltelijk de woningbehoefte in de regio Zuid-Holland dient op te vangen. In de Structuurvisie Waddinxveen 2030 is invulling gegeven aan deze regionale taak waarbij de locatie "Alblas" is aangemerkt als een locatie om een herstructurering naar woningbouw te ondergaan.
Gelet op het voorgaande heeft [verzoeker sub 2], met de enkele verwijzing naar krantenartikelen, niet aannemelijk gemaakt dat de raad is uitgegaan van onjuiste veronderstellingen met betrekking tot de woningbehoefte.
2.6. [verzoeker sub 2] vreest voor een aanmerkelijke verhoging van de verkeersdruk als gevolg van de realisering van de in het plan voorziene woningen. Volgens [verzoeker sub 2] is de Molenring niet geschikt voor een toename aan verkeersbewegingen.
2.6.1. De raad heeft zich bij de vaststelling van het plan gebaseerd op het door Advin opgestelde verkeersrapport van 26 mei 2010 (hierna: het verkeersrapport). Uit het verkeersrapport blijkt dat de verkeerskundige impact van de voorziene woningbouw relatief beperkt is en de Molenring als hoofdontsluiting ruimschoots voldoende capaciteit heeft om het extra verkeer op te vangen. Voorts blijkt uit het verkeersrapport dat geen verkeersonveilige situatie op de Molenring zal ontstaan als gevolg van de toename van het aantal verkeersbewegingen.
[verzoeker sub 2] heeft de conclusies van het verkeersrapport niet onderbouwd bestreden. De voorzitter ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet van het verkeersrapport heeft mogen uitgaan.
2.7. [verzoeker sub 2] betoogt -samengevat weergegeven- dat de door het plan mogelijke gemaakte hoogbouw niet passend is binnen de omgeving.
2.7.1. Blijkens de verbeelding mag de bouwhoogte ter plaatse van de bestemming "Woongebied" ten hoogste 15 meter bedragen. Daarbij is de gestapelde bebouwing zo gesitueerd dat met name de voorzijden en kopse kanten van de bestaande bebouwing gericht zijn op de gestapelde bebouwing en andersom. De voorzitter ziet op voorhand geen grond voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid tot deze stedenbouwkundige invulling van het plan heeft kunnen komen.
2.8. Gelet op het voorgaande en hetgeen [verzoeker sub 2] overigens heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.9. De verzoeken dienen te worden afgewezen.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Timmerman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2011