ECLI:NL:RVS:2011:BU6379

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105304/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan St. Josephbuurt vastgesteld door de gemeente Almelo

Op 5 april 2011 heeft de raad van de gemeente Almelo het bestemmingsplan "St. Josephbuurt" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te Almelo, op 10 mei 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 21 oktober 2011, waar de raad vertegenwoordigd was door S.S.T. Weertman, werkzaam bij de gemeente.

In de overwegingen van de Afdeling werd het bestemmingsplan besproken, dat voorziet in de bouw van een appartementencomplex en grondgebonden woningen. De appellant betoogde dat de toegestane bouwhoogte van 15 meter te hoog is, wat zou leiden tot vermindering van zon- en lichtinval in zijn woning en een daling van de waarde van zijn woning. Daarnaast vreesde hij voor schade aan zijn woning door bouwwerkzaamheden en een ongewenste druk op zijn woonomgeving.

De raad van de gemeente Almelo verdedigde het bestemmingsplan door te stellen dat de bouwhoogte past in de stedelijke omgeving en dat het appartementencomplex complementair is aan de bestaande bebouwing. De raad wees ook op de reductie van het aantal woningen dat met het nieuwe plan mogelijk wordt gemaakt, wat volgens hen een verbetering van de situatie zou zijn.

De Afdeling oordeelde dat de raad in redelijkheid geen doorslaggevende betekenis behoefde toe te kennen aan de gestelde aantasting van het woon- en leefklimaat van de appellant. De bezonningsstudie toonde aan dat de woning van de appellant in de zomer geen schaduwhinder zou ondervinden van het nieuwe complex. De Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was om te oordelen dat de raad zich niet redelijk had opgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201105304/1/R1.
Datum uitspraak: 30 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten] (hierna in enkelvoud: [appellant]), wonend te Almelo,
en
de raad van de gemeente Almelo,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 april 2011 heeft de raad het bestemmingsplan
"St. Josephbuurt" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 mei 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2011, waar de raad, vertegenwoordigd door S.S.T. Weertman, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van een appartementencomplex en grondgebonden woningen.
2.2. [appellant] stelt dat de ter plaatse van het voorziene appartementencomplex toegestane bouwhoogte van 15 meter te hoog is. Als gevolg hiervan zal de zon- en lichtinval in zijn woning verminderen en zal de waarde van zijn woning dalen. Voorts vreest [appellant] voor schade aan zijn woning door bouwwerkzaamheden en ontstaat volgens hem een ongewenste druk op zijn woonomgeving.
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat de toegestane bouwhoogte past in de stedelijke omgeving waarin het plangebied ligt. Voorts is het voorziene appartementengebouw complementair aan de (voorziene) bebouwing op de overige hoeken van de kruising. Daarnaast markeert het de hoek Oostmarsumsestraat - St. Josephstraat alsmede de rand van het achtergelegen parkeerterrein. De raad wijst er verder op dat sprake is van een flinke reductie van het aantal woningen ter plaatse. Immers, het aantal woningen dat met het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, is beduidend minder dan het aantal woningen dat voorheen ter plaatse stond, aldus de raad.
2.4. De Afdeling overweegt dat de raad aan de gestelde aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant], de mogelijk daarmee gepaard gaande waardemindering van zijn woning en de door hem gevreesde schade als gevolg van bouwwerkzaamheden in redelijkheid geen doorslaggevende betekenis behoefde toe te kennen. In dit verband is van belang dat uit de uitgevoerde bezonningsstudie volgt dat de woning van [appellant] in het eind van het voorjaar en in de zomer geen schaduwhinder ondervindt van het voorziene appartementencomplex. Weliswaar zal de rest van het jaar enige schaduwhinder kunnen optreden, maar dat is in een stedelijke omgeving als de onderhavige niet ongebruikelijk. Voorts heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door [appellant] gestelde waardevermindering en gevreesde schade - indien hiervan al sprake zal zijn - beperkt zullen zijn.
2.5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.P. van Kooten-Vroegindeweij, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Kooten-Vroegindeweij
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2011
559.