201012742/1/R1.
Datum uitspraak: 30 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Almelo,
de raad van de gemeente Almelo,
verweerder.
Bij besluit van 16 december 2008 heeft de raad de aanvraag van [appellant] om een bestemmingsplan vast te stellen ten behoeve van het gebruik van een deel van de bestaande werktuigenloods aan de [locatie] als caravanstalling afgewezen.
Bij besluit van 12 januari 2010 heeft de raad het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant], bij brief, bij de rechtbank Almelo ingekomen op 8 maart 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 28 september 2010. De rechtbank heeft het beroep met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht doorgezonden aan de Afdeling.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2011, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door ing. A. de Haan, werkzaam bij Countus accountants + adviseurs B.V., en de raad, vertegenwoordigd door E.R. Jasper, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Aan het perceel [locatie], waarop de aanvraag van [appellant] tot het toestaan van het gebruik van een deel van de bestaande werktuigenloods als caravanstalling betrekking heeft, is in het bestemmingsplan "Zuid Nijrees I" de bestemming "Agrarische doeleinden 1" toegekend. Ingevolge artikel 15 van de planvoorschriften zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor agrarische bedrijven met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, andere werken en voorzieningen. Het gebruik van de werktuigenloods als caravanstalling is derhalve niet toegestaan.
2.2. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat een caravanstalling het landelijke karakter ter plaatse aantast en heeft de aanvraag afgewezen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de raad gewezen op de ligging van het perceel in de zuidelijke groene long zoals aangewezen in het Structuurplan Almelo. Het gemeentebestuur streeft ernaar de agrarische functie in de landelijke gebieden waar mogelijk te behouden. Dit mede om de overgang van bos naar stedelijk gebied te waarborgen. De vier groene longen, die deel uitmaken van het landelijk gebied, zijn voor Almelo van grote waarde. Een bedrijfsmatige activiteit als het stallen van caravans in ongeveer drie-vijfde deel van een loods van 800 m2 is een ongewenste ontwikkeling nu dat de landelijke uitstraling aantast. Dit argument is volgens de raad van doorslaggevende betekenis geweest bij de afwijzing van de aanvraag. Daarom heeft niet of nauwelijks toetsing plaatsgevonden op andere aspecten, zoals bijvoorbeeld milieu en verkeer, aldus de raad.
2.3. [appellant] voert aan dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd op welke wijze het landelijke karakter van de zuidelijke groene long wordt aangetast door de inpandige opslag van slechts 15 caravans. Volgens hem zijn de daarmee gepaard gaande verkeersbewegingen nauwelijks waarneembaar, is geen sprake van wassen en onderhouden van caravans en vindt het klaarzetten van caravans inpandig plaats, zodat niet kan worden gesproken van een aantasting van het landschap.
2.4. In het Structuurplan Almelo staat dat het gemeentebestuur ernaar streeft de agrarische functie in de landelijke gebieden te behouden. Voorts is hierin vermeld dat recreatief medegebruik van agrarische grond kan leiden tot een economisch rendabele exploitatie. Nu het perceel [locatie] in de zuidelijke groene long ligt en de raad terecht stelt dat een caravanstalling als zodanig niet kan worden aangemerkt als een agrarische of recreatieve functie, heeft de raad zich eveneens terecht op het standpunt gesteld dat het toestaan hiervan niet in overeenstemming is met dit beleid.
2.5. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding om te oordelen dat de raad in dit geval niet in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang bij het vasthouden aan voornoemd beleid dan aan het belang van [appellant] bij het gebruik van een deel van zijn loods als caravanstalling. Dat de activiteiten, zoals door [appellant] gesteld, inpandig plaatsvinden en dat volgens hem geen ruimtelijk relevant onderscheid tussen een paardenstalling of manege enerzijds en een caravanstalling anderzijds kan worden gemaakt, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Een caravanstalling heeft geen functionele binding met het buitengebied en de raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de ruimtelijke uitstraling en daarmee de invloed van een recreatieve functie als een paardenstalling of manege op het landelijke karakter anders is dan van een bedrijfsmatige functie als een caravanstalling.
2.6. Voor zover [appellant] een beroep beoogt te doen op het provinciale en gemeentelijke beleid met betrekking tot her- of nevengebruik van vrijkomende agrarische bebouwing heeft de raad het standpunt ingenomen dat dit beleid in dit geval niet van toepassing is, nu niet is voldaan aan de voorwaarden dat de werktuigenloods voor 1 januari 2004 is opgericht respectievelijk de werktuigenloods ten minste drie jaar agrarisch in gebruik is geweest. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit standpunt onjuist is. Het feit dat weleens werktuigen in de schuur worden gestald, is daartoe onvoldoende. Verder is van belang dat de aanvraag betrekking heeft op een stallingsruimte van een zodanige omvang dat van een ondergeschikte nevenactiviteit geen sprake is.
2.7. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.P. van Kooten-Vroegindeweij, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Kooten-Vroegindeweij
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2011