ECLI:NL:RVS:2011:BU6355

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011839/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • E. Helder
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van hogere geluidgrenswaarden voor nieuw te bouwen woningen in Oosterhout

In deze zaak gaat het om de vaststelling van hogere geluidgrenswaarden door het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout voor nieuw te bouwen woningen op de locatie Bayens. Het besluit, genomen op 11 oktober 2010, betreft de geluidsbelasting van de Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan en de Wilhelminalaan. Appellanten, bewoners van Oosterhout, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij menen dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar mogelijke geluidsreducerende maatregelen, zoals het plaatsen van geluidschermen of het verlagen van de maximumsnelheid. Ze betogen dat het akoestisch onderzoek ondeugdelijk is, met name wat betreft de verkeersgegevens en de toegepaste correctie van 5 dB.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 14 oktober 2011 behandeld. De appellanten zijn vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. M.P. Wolf, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door mr. J.R. van Zeggeren. De Afdeling overweegt dat het bestreden besluit is genomen in het kader van de Crisis- en herstelwet, die van toepassing is op de ontwikkeling van meer dan 20 woningen in een aaneengesloten gebied. De Afdeling stelt vast dat de appellanten niet woonachtig zijn in de woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld en dat het bestemmingsplan geen aanleg of verbreding van een weg mogelijk maakt die nadelige geluidseffecten voor hen kan veroorzaken.

De Afdeling concludeert dat de regeling in de Wet geluidhinder niet strekt tot bescherming van de belangen van de appellanten, waardoor hun beroep ongegrond wordt verklaard. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en de proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

201011839/1/R3.
Datum uitspraak: 30 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Oosterhout,
en
het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 oktober 2010 heeft het college hogere geluidgrenswaarden als bedoeld in artikel 83, tweede lid, van de Wet geluidhinder vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan en de Wilhelminalaan voor nieuw te bouwen woningen op de locatie Bayens te Oosterhout.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 6 december 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 oktober 2011, waar [appellant] en anderen, bij monde van [appellant A] en mr. M.P. Wolf, advocaat te Breda, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.R. van Zeggeren, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bestreden besluit is genomen in verband met de vaststelling van het bestemmingsplan "Vrachelsedijk (locatie Bayens)" voor de bouw van 84 woningen te Oosterhout. Bij het bestreden besluit zijn voor de te bouwen woningen waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (hierna: hogere waarden) vanwege de Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan en de Wilhelminalaan vastgesteld.
2.2. Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder a, van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw), voor zover hier van belang, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten.
In categorie 3, onder 3.1, van bijlage I van de Chw, voor zover hier van belang, wordt als categorie ruimtelijke en infrastructurele projecten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, aangemerkt de ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van de bouw van meer dan 20 woningen in een aaneengesloten gebied.
Nu het bestreden besluit is vereist voor de ontwikkeling dan wel verwezenlijking van een gebied ten behoeve van de bouw van maximaal 84 woningen, is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing op dit besluit.
2.3. [appellant] en anderen betogen dat het bestreden besluit in strijd is met de Wet geluidhinder. Hiertoe voeren zij aan dat het college ten onrechte niet heeft onderzocht of het toepassen van een geluidscherm of het verlagen van de maximumsnelheid onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel toepassing van geluidreducerende maatregelen, met name het verlagen van de maximumsnelheid en gebruik van een stiller wegdektype, overwegende bezwaren ontmoet. Voorts is volgens hen het akoestisch onderzoek met betrekking tot de geluidsbelasting vanwege de Burgemeester Huijbregts-Schiedonlaan en de Wilhelminalaan, dat is neergelegd in het rapport "Nieuwbouw van appartementen en woningen, locatie Bayens te Oosterhout" van Physicon van 10 juni 2010, ondeugdelijk, in het bijzonder wat betreft de hieraan ten grondslag gelegde verkeersgegevens en de toegepaste correctieaftrek van 5 dB.
2.3.1. Ingevolge artikel 1.9 van de Chw mag de administratieve rechter een besluit niet vernietigen op de grond, dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
2.3.2. Afdeling 2 van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder bevat - kort weergegeven en voor zover hier van belang - een regeling volgens welke bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone langs een weg, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, voor woningen gelegen binnen die zone de waarden in acht moeten worden genomen die als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt. Als beschermingsniveau geldt in beginsel de waarde die voor de betrokken woningen is vastgelegd in de regeling. Indien deze waarde niet wordt gehaald, is het mogelijk om voor de betrokken woningen een ander beschermingsniveau te bepalen door middel van het bij besluit vaststellen van een hogere waarde voor die woningen.
De regeling in artikel 83 van de Wet geluidhinder strekt ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidsbelasting - na het zo mogelijk treffen van maatregelen - bij de te bouwen woningen vanwege de weg maximaal mag optreden. Deze regeling strekt daarmee, zoals de Afdeling reeds eerder heeft beslist in haar uitspraak van 13 juli 2011 in zaak nr.
201006731/1/M3, tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen.
Onbetwist is dat [appellant] en anderen, die wonen in de omgeving van de locatie waar de woningen worden gerealiseerd, niet woonachtig zullen zijn in woningen waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld, noch eigenaar zijn van woningen waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld. Voorts is ter zitting komen vast te staan dat het bestemmingsplan niet de aanleg of verbreding van een weg mogelijk maakt waarvan [appellant] en anderen nadelige geluidseffecten voor hun woonsituatie kunnen ondervinden. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant] en anderen.
Gelet op het vorenstaande kan hetgeen [appellant] en anderen aanvoeren over de vastgestelde hogere waarde van 58 dB voor de te bouwen woningen op de locatie Bayens niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Daarom ziet de Afdeling af van een verdere inhoudelijke bespreking van hetgeen zij ter zake aanvoeren.
2.4. Gelet op het voorgaande, is het beroep ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Kooijman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2011
177-682.