ECLI:NL:RVS:2011:BU6339

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101740/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de sluiting van een horecagelegenheid en de intrekking van de overlastvergunning

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 28 december 2010. De burgemeester van Helmond had op 24 juni 2009 besloten om de sluiting van een horecagelegenheid, gelegen op [locatie] te Helmond, te bevelen. Dit besluit werd op 14 juli 2009 schriftelijk bevestigd. Daarnaast werd op 25 augustus 2009 de overlastvergunning van [appellant] ingetrokken. De burgemeester verklaarde op 8 december 2009 het bezwaar van [appellant] tegen deze intrekking ongegrond, maar op 17 december 2009 werd het bezwaar tegen de sluiting van de inrichting gegrond verklaard, waarbij het eerdere besluit werd gehandhaafd met een wijziging van de grondslag.

De rechtbank oordeelde op 28 december 2010 dat de besluiten van 8 en 17 december 2009 vernietigd moesten worden en herstelde de besluiten van 25 augustus 2009 en 24 juni 2009. [appellant] verzocht om schadevergoeding, maar dit verzoek werd afgewezen. In hoger beroep stelde [appellant] dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek om schadevergoeding had afgewezen, omdat hij schade had geleden door de intrekking van de overlastvergunning en de sluiting van de inrichting. Hij stelde dat zijn partner een drank- en horecawetvergunning had kunnen aanvragen en de inrichting had kunnen exploiteren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat er geen reële schade was geleden, omdat het niet vaststond dat de aanvraag van de partner van [appellant] voor een drank- en horecawetvergunning zou zijn ingewilligd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, voor zover deze was aangevallen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep.

Uitspraak

201101740/1/H3.
Datum uitspraak: 30 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Helmond,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 28 december 2010 in zaken nrs. 10/372 en 10/373 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Helmond.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2009 heeft de burgemeester de sluiting van –naam café], gevestigd op het adres [locatie] te Helmond (hierna: de inrichting), bevolen. Op 14 juli 2009 heeft de burgemeester dit besluit op schrift gesteld.
Bij besluit van 25 augustus 2009 heeft de burgemeester, voor zover thans van belang, de aan [appellant] verleende overlastvergunning voor de exploitatie van de inrichting ingetrokken.
Bij besluit van 8 december 2009 heeft de burgemeester het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen de intrekking van de overlastvergunning ongegrond verklaard. Bij besluit van 17 december 2009 heeft de burgemeester het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen de sluiting van de inrichting gegrond verklaard en het besluit van 24 juni 2009, onder wijziging van de grondslag, gehandhaafd.
Bij uitspraak van 28 december 2010, verzonden op 30 december 2010, heeft de rechtbank de door [appellant] tegen de besluiten van 8 december 2009 en 17 december 2009 ingestelde beroepen gegrond verklaard, deze besluiten vernietigd, de besluiten van 25 augustus 2009 en 24 juni 2009 herroepen en het door [appellant] gedane verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 februari 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 8 maart 2011.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 september 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. A.A.P.M. Theunen, advocaat te Veghel, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, werkzaam bij de gemeente Helmond, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:73, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de rechtbank, indien zij het beroep gegrond verklaart en indien daarvoor gronden zijn, op verzoek van een partij het bestuursorgaan veroordelen tot vergoeding van de schade die die partij lijdt.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte zijn, op grond van artikel 8:73, eerste lid, van de Awb gedane, verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen. Hiertoe voert hij aan dat hij, ondanks het feit dat in rechte vaststaat dat de aan hem verleende drank- en horecawetvergunning is ingetrokken, schade heeft geleden als gevolg van de intrekking van de overlastvergunning en de sluiting van de inrichting. Zijn partner had immers een drank- en horecawetvergunning kunnen aanvragen en de inrichting kunnen exploiteren, aldus [appellant].
2.3. Zoals de burgemeester ter zitting van de Afdeling heeft verklaard stond, indien de partner van [appellant] een aanvraag voor een drank- en horecawetvergunning zou hebben ingediend, niet vast dat het college van burgemeester en wethouders deze zou hebben ingewilligd. Derhalve is die omstandigheid een zodanige toekomstige onzekere gebeurtenis dat daarin geen grond kan worden gevonden voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [appellant] geen reële schade als gevolg van de intrekking van de overlastvergunning en de sluiting van de inrichting heeft geleden. Reeds hierom heeft de rechtbank het door [appellant] gedane verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 8:73, eerste lid, van de Awb, terecht afgewezen.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2011
176-591.