ECLI:NL:RVS:2011:BU6324

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201010200/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Enschotsebaan' vastgesteld door de raad van de gemeente Tilburg

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Enschotsebaan' dat op 19 juli 2010 door de raad van de gemeente Tilburg is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten, beiden wonend te Berkel-Enschot, beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten hebben hun gronden van beroep aangevuld en de raad heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 4 november 2011 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten werden bijgestaan door een gemachtigde en de raad werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente.

De appellanten betogen dat het aanvullend onderzoek naar de gevolgen van het 150 kV station voor flora en fauna niet ter inzage is gelegd, omdat het niet digitaal te raadplegen was. De raad heeft echter gesteld dat het memo, waarin de resultaten van het onderzoek zijn neergelegd, samen met het ontwerp ter inzage heeft gelegen. De Afdeling oordeelt dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat deze stelling onjuist is, waardoor dit betoog faalt.

Daarnaast voeren de appellanten aan dat de wijze waarop de raad de zienswijzen heeft behandeld in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling stelt vast dat de raad de zienswijzen samengevat heeft weergegeven en dat niet op ieder argument afzonderlijk ingegaan hoeft te worden. Ook dit betoog faalt. Verder wordt betoogd dat de begrenzing van het plandeel niet overeenstemt met de publicaties van het plan, maar de Afdeling oordeelt dat de begrenzing wel degelijk overeenkomt met de beschrijving in de plantoelichting.

Tot slot wordt gesteld dat het plandeel in strijd is met diverse visies en dat er geen akoestisch onderzoek is verricht. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellanten wordt ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201010200/1/R3.
Datum uitspraak: 30 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Berkel-Enschot, gemeente Tilburg, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
en
de raad van de gemeente Tilburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 juli 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Enschotsebaan" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 oktober 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 21 november 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2011, waar [appellant A], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.M.J. Geraets en ir. H. Smith, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het beroep is gericht tegen de in het plan voorziene ontwikkeling van een 150 kV station ten westen van de Burgemeester Bechtweg ter plaatse van de bestemming "Bedrijf-Nutsvoorziening" (hierna: het plandeel).
2.2. [appellant] voert aan dat het aanvullend onderzoek naar de gevolgen van het 150 kV station voor de flora en fauna ten onrechte niet ter inzage is gelegd nu het niet digitaal was te raadplegen.
2.2.1. Voorafgaand aan de opstelling van het ontwerpplan is door het onderzoeksbureau Arcadis Regio BV in het kader van de Flora en faunawet (hierna: Ffw) onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het memo "Toetsing natuurwetgeving Enschotsebaan te Berkel-Enschot" (hierna: memo) van 16 oktober 2006. Dit memo maakt onderdeel uit van de bijlage van het vastgestelde plan. Ook in de behandeling van de zienswijzen wordt hiernaar verwezen. Ter zitting heeft [appellant] toegelicht dat hij niet naar het gemeentehuis is gegaan om het memo in te zien. De raad heeft gesteld dat het memo samen met het ontwerp ter inzage heeft gelegen. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze stelling onjuist is. Het betoog faalt.
2.3. [appellant] betoogt voorts dat de wijze waarop de raad de naar voren gebrachte zienswijzen heeft behandeld in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Artikel 3:46 van de Awb verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken. Het betoog faalt.
2.4. [appellant] betoogt voorts dat de begrenzing van het plandeel op de verbeelding niet overeenstemt met de publicaties van het plan en de plantoelichting.
2.4.1. De begrenzing van het bestreden plandeel op de verbeelding komt overeen met de begrenzing van het plangebied en de daarbij behorende beschrijving op pagina 10 van de plantoelichting. Voorts is niet gebleken dat de omschrijving in de publicatie van de Staatscourant onjuist is, nu daarin de Overhoek Enschotsebaan is omschreven, waarbinnen het gehele plangebied, en daarmee het bestreden plandeel, valt. Het betoog faalt.
2.5. [appellant] betoogt voorts dat het plandeel in strijd met de Structuurvisie Noordoost 2020, de Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020 en de Kadernota Groene Mal van Tilburg is vastgesteld. Voorts stelt hij dat een extern bureau nog een totaalplan moet ontwikkelen voor goede landschappelijke inpassing van het 150 kV station omdat de mogelijkheden daarvoor beperkt zijn. Verder ontbreekt de garantie voor de aanleg van bijvoorbeeld houtsingels. Voorts betoogt [appellant] dat bij de in het kader van de Ffw verrichte onderzoeken ten onrechte geen rekening is gehouden met het 150 kV station. Voor zover een dergelijk onderzoek wel is verricht, bestrijdt hij de inhoud van dit onderzoek. Voorts heeft de raad volgens hem ten onrechte geen akoestisch onderzoek laten verrichten naar de gevolgen van het 150 kV station. Tot slot betoogt [appellant] dat de raad alternatieve locaties voor het 150 kV station had moeten onderzoeken.
2.5.1. Bij besluit van 16 december 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg een vrijstelling verleend op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van de destijds geldende bestemmingsplannen voor onder meer de in het plandeel begrepen nutsvoorziening. Deze vrijstelling is rechtens onaantastbaar geworden.
2.5.2. Met het plandeel is beoogd om hetgeen met de eerder genoemde vrijstelling ter plaatse mogelijk is gemaakt, planologisch vast te leggen. Onder deze omstandigheden sluit de afweging die de raad bij de vaststelling van het plandeel heeft moeten maken, in zoverre nauw aan bij de afweging van het college van burgemeester en wethouders in het kader van de verzochte vrijstelling. De ontwikkeling van het 150 kV station die onder meer mogelijk is gemaakt door de verleende vrijstelling is onherroepelijk geworden en moet derhalve voor rechtmatig worden gehouden. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in dit geval een andere afweging had moeten maken, nu het plandeel niet verschilt van hetgeen de verleende vrijstelling in zoverre mogelijk maakt en [appellant] niet heeft gesteld dat er ten tijde van de vaststelling van het plan een verandering van omstandigheden was ten opzichte van de beslissing omtrent de vrijstelling die daartoe noopte. Evenmin biedt het beroep van [appellant] op het vertrouwensbeginsel daarvoor aanleiding. Met de enkele stelling dat het gemeentebestuur in het verleden heeft aangegeven dat het plandeel binnen de ecologische verbindingszone valt en hierop geen bebouwingsontwikkeling was voorzien, is niet aannemelijk gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plandeel niet in de bestemming "Bedrijf-Nutsvoorziening" zou voorzien. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
2.6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2011
429-709.