ECLI:NL:RVS:2011:BU6323

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105326/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering bouwvergunning voor wijziging en uitbreiding van een gebouw in Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 24 maart 2011 een eerder besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum om een bouwvergunning te weigeren, heeft bekrachtigd. Het dagelijks bestuur had op 15 mei 2008 aanvankelijk vrijstelling en een bouwvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van een gebouw aan [locatie] te Amsterdam, met de bestemming tot woning met bedrijfsruimte. Echter, na bezwaren van verschillende belanghebbenden, waaronder de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad en de Vereniging van Eigenaren, heeft het dagelijks bestuur op 17 november 2009 besloten om de bouwvergunning alsnog te weigeren. De rechtbank oordeelde dat het besluit van het dagelijks bestuur terecht was, maar [appellant] ging hiertegen in hoger beroep.

Tijdens de zitting op 24 oktober 2011 werd de zaak behandeld. [appellant] voerde aan dat de rechtbank had miskend dat het besluit op bezwaar niet voldoende gemotiveerd was en dat het dagelijks bestuur onvoldoende rekening had gehouden met zijn belangen bij de realisatie van het bouwplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat het dagelijks bestuur in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat de eerder verleende vergunning niet meer kon worden gehandhaafd, gezien de bezwaren van omwonenden en de gevolgen voor het straatbeeld en de variatie in bouwhoogte in de Amsterdamse binnenstad.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het dagelijks bestuur de belangen van de omwonenden in redelijkheid doorslaggevende betekenis heeft kunnen toekennen. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201105326/1/H1.
Datum uitspraak: 30 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Vinkeveen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 maart 2011 in zaak nr. 09/6087 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SeARCH B.V. en [appellant]
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 mei 2008 heeft het dagelijks bestuur aan [appellant] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van het gebouw [locatie] te Amsterdam met bestemming daarvan tot woning met bedrijfsruimte.
Bij besluit van 17 november 2009 heeft het dagelijks bestuur de door [belanghebbende A], de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, [belanghebbende B], de Vereniging van Eigenaren gebouw Nieuwe Jonkerstraat 4 en de Vereniging van Eigenaren "De Gelderse Jonker" en anderen daartegen gemaakte bezwaren gegrond verklaard en alsnog geweigerd bouwvergunning te verlenen.
Bij uitspraak van 24 maart 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door onder meer [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 mei 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 7 juni 2011.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [belanghebbende A], de Vereniging en [belanghebbende B] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 oktober 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. C.J. Koenen, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. H.D. Hosper, werkzaam bij het stadsdeel, zijn verschenen.
Voorts zijn daar de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, vertegenwoordigd door J.B.H.E. Pinkse, [belanghebbende B], bijgestaan door P. Commandeur, De VvE gebouw Nieuwe Jonkerstraat 4, vertegenwoordigd door R. Nust, de VvE "De Gelderse Jonker" en anderen, vertegenwoordigd door [belanghebbende C] en [belanghebbende D], en [belanghebbende A] als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat aan het besluit op bezwaar motiveringsgebreken kleven.
Voorts betoogt hij dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur zijn belang bij realisatie van het bouwplan en de gevolgen van de weigering daarvoor een bouwvergunning te verlenen onvoldoende in de belangenafweging heeft betrokken.
2.1.1. Ingevolge artikel 18, tweede lid, onder e, van de voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Nieuwmarkt 2004" wordt vrijstelling voor overschrijding van de maximale goot- en bouwhoogten van orde 1 en orde 2 panden alleen verleend voor zover het straatbeeld dit toelaat. Bij de beoordeling hiervan wordt er op gelet, dat het gevelbeeld van de Amsterdamse binnenstad gekenmerkt wordt door de variatie in bouw- en goothoogte binnen een gevelwand. Ook moet rekening worden gehouden met het aantal orde 1 en orde 2 panden in de gevelwand, omdat zij als toonaangevend element een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld. Door de ophoging van panden mogen de variatie en de toonaangevende elementen niet worden aangetast.
2.1.2. Het bestaande gebouw betreft een zogenoemd orde 2 pand met een langgerekte vorm, een goothoogte van 3,25 m en een bouwhoogte van 6,85 m. De orde 1 panden aan weerszijden en tegenover het gebouw hebben een goothoogte van 11 m. Het bouwplan voorziet in een ophoging van het bestaande gebouw tot een bouwhoogte van 13 m.
2.1.3. Voorop wordt gesteld dat de omstandigheid dat het dagelijks bestuur in eerste instantie vrijstelling en bouwvergunning heeft verleend voor het bouwplan, niet maakt dat het, na volledige heroverweging in de bezwaarfase, deze niet alsnog mocht weigeren. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] er rekening mee diende te houden dat het dagelijks bestuur naar aanleiding van ingediende bezwaren een ander standpunt in zou kunnen nemen. Het dagelijks bestuur zal bij het alsnog weigeren om vrijstelling te verlenen wel deugdelijk moeten motiveren waarom het van inzicht is veranderd.
Het dagelijks bestuur heeft aan zijn besluit het advies van de bezwaarschriftencommissie ten grondslag gelegd, strekkende tot weigering van de vrijstelling en de bouwvergunning. Daarin is vermeld dat onvoldoende is gebleken dat in de stedenbouwkundige afweging die ten grondslag ligt aan het besluit van 15 mei 2008 de gewenste variatie in goot- en bouwhoogte binnen een gevelwand, waarbij rekening moet worden gehouden met het aantal orde 1 en orde 2 panden in de gevelwand, is betrokken. Daarbij is gewezen op het uitgangspunt van het bestemmingsplan dat gericht is op het behoud en herstel van orde 2 panden. Voorts is daarin overwogen dat met het bouwplan de variatie in bouw- en goothoogte verdwijnt en bestaande toonaangevende elementen minder toonaangevend zullen worden. Het dagelijks bestuur heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bij het verlenen van de vrijstelling met deze gevolgen van het bouwplan voor het straatbeeld onvoldoende rekening was gehouden.
In de aan het besluit op bezwaar ten grondslag gelegde belangenafweging is het belang van [appellant] bij het kunnen realiseren van het bouwplan, voor de ontwikkeling waarvan [appellant] kosten heeft gemaakt, afgezet tegen de belangen van de bewoners van de aangrenzende panden aan de Binnen Bantammerstraat en de Nieuwe Jonkerstraat 19 bij het behoud van hun woongenot. Daarbij is, anders dan in het besluit van 15 mei 2008, in het bijzonder betrokken dat uit tijdens de bezwaarfase door TNO verricht onderzoek is gebleken dat realisering van het bouwplan tot gevolg heeft dat de bezonning en daglichttoetreding aan de achterzijde (zuid) van de ondiepe panden aan de Binnen Bantammerstraat aanzienlijk zal verminderen. De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het dagelijks bestuur in dit geval aan de belangen van de omwonenden in redelijkheid niet alsnog doorslaggevende betekenis heeft kunnen toekennen. Dat kosten zijn gemaakt voor de ontwikkeling van het bouwplan, waarvoor uiteindelijk geen bouwvergunning is verleend, is een risico, waarvan de gevolgen voor rekening van [appellant] blijven.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het dagelijks bestuur naar aanleiding van de ingediende bezwaren in redelijkheid niet mocht terugkomen op het besluit van 15 mei 2008, noch voor het oordeel dat het besluit op bezwaar niet van een deugdelijke motivering is voorzien.
Het betoog faalt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2011
392.