ECLI:NL:RVS:2011:BU6315

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102991/1/H4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • F.B. van der Maesen de Sombreff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning tweede fase voor uitbreiding hotel in Roosendaal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die op 10 februari 2011 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de verlening van een bouwvergunning tweede fase aan Bastion Hotel Roosendaal voor de uitbreiding van een hotel op het perceel Bovendonk 23 te Roosendaal. Het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal verleende op 16 maart 2010 deze bouwvergunning. Na een bezwaar van [appellant] tegen deze vergunning, dat op 16 augustus 2010 ongegrond werd verklaard, heeft [appellant] op 9 maart 2011 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 30 september 2011 ter zitting behandeld. Zowel [appellant] als het college waren vertegenwoordigd, evenals Bastion Hotel Roosendaal. Na de zitting zijn de zaken gesplitst. De rechtbank had eerder overwogen dat de Woningwet geen ruimte biedt voor het aanhouden van de beslissing op de aanvraag om bouwvergunning tweede fase in andere gevallen dan in artikel 56b van de Woningwet genoemd. [Appellant] betoogde dat de verlening van de bouwvergunning in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel, omdat er nog geen beslissing was genomen op het beroep tegen de bouwvergunning eerste fase. De rechtbank heeft echter terecht geoordeeld dat het aanhangig zijn van beroep tegen de eerste fase geen grond voor aanhouding van de tweede fase is.

De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 30 november 2011.

Uitspraak

201102991/1/H4.
Datum uitspraak: 30 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Roosendaal,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 10 februari 2011 in zaak
nr. 10/3539 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2010 heeft het college aan Bastion Hotel Roosendaal bouwvergunning tweede fase verleend voor het vergroten van een hotel op het perceel Bovendonk 23 te Roosendaal.
Bij besluit van 16 augustus 2010 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 10 februari 2011, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 14 februari 2011, heeft de rechtbank het door
[appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 maart 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak, gevoegd met zaak nr.
201103004/1, ter zitting behandeld op 30 september 2011, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door drs. R.M.E. van de Weijgert en mr. Y. Bons, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is Bastion Hotel Roosendaal, vertegenwoordigd door W. van Riezen, verschenen.
Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 56a, eerste lid, van de Woningwet, zoals deze luidde ten tijde van belang, wordt een reguliere bouwvergunning op aanvraag in twee fasen verleend.
Ingevolge het derde lid mag slechts en moet de bouwvergunning tweede fase worden geweigerd indien een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel a of b, van toepassing is, met dien verstande dat onderdeel b van dat lid niet van toepassing is voor zover de daar bedoelde voorschriften van stedenbouwkundige aard zijn.
Ingevolge artikel 56b, eerste lid, voor zover hier van belang, houden burgemeester en wethouders, in afwijking van artikel 46, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, de beslissing omtrent de aanvraag om bouwvergunning tweede fase aan indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen het besluit, waarbij de bouwvergunning eerste fase is verleend, nog niet is verstreken. In afwijking van artikel 46, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, houden burgemeester en wethouders de beslissing omtrent de aanvraag om bouwvergunning tweede fase eveneens aan indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en indien gedurende de termijn, bedoeld in de eerste volzin, bij de voorzieningenrechter van de rechtbank een verzoek om schorsing van het besluit als bedoeld in de eerste volzin is ingediend en op dat verzoek positief is beslist.
Ingevolge artikel 56b, tweede lid, voor zover hier van belang, houden burgemeester en wethouders, in afwijking van artikel 46, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, de beslissing omtrent de aanvraag om bouwvergunning tweede fase eveneens aan indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en toepassing is gegeven aan artikel 56a, achtste lid, tweede volzin.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op de beroepsgrond, inhoudende dat verlening van bouwvergunning tweede fase in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel, nu ten tijde van die verlening nog niet was beslist op het ingestelde beroep ten aanzien van de verlening van bouwvergunning eerste fase. Ter zitting heeft [appellant] aangevoerd dat er, gelet op de strijdigheid van het bouwplan met het geldende bestemmingsplan, grond was om de bouwvergunning eerste fase te weigeren, en dat daarom de beslissing omtrent de aanvraag om bouwvergunning tweede fase had moeten worden aangehouden.
2.2.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de Woningwet geen ruimte laat voor het aanhouden van de beslissing op de aanvraag om bouwvergunning tweede fase in andere gevallen dan in artikel 56b genoemd. Het aanhangig zijn van beroep ten aanzien van de verlening van bouwvergunning eerste fase is geen aanhoudingsgrond. Een grond om de bouwvergunning eerste fase te weigeren vormt evenmin een grond voor aanhouding van de beslissing op de aanvraag om bouwvergunning tweede fase. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat er geen grond is om de bouwvergunning tweede fase te weigeren, en dat hetgeen [appellant] in beroep heeft aangevoerd met betrekking tot de rechtszekerheid buiten het genoemde toetsingskader valt.
Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2011
190-727.