201108139/1/R2.
Datum uitspraak: 30 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Giesbeek, gemeente Zevenaar,
de raad van de gemeente Zevenaar,
verweerder.
Bij besluit van 20 april 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Kernen Lathum, Angerlo en Giesbeek" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 juli 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 25 augustus 2011.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
[belanghebbende] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 november 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. E.F.J.A.M. de Wit, en de raad, vertegenwoordigd door A.J.A. Sannes en B.Y. van der Meer-Harmsen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebende] als partij verschenen.
2.1. [appellant] verzet zich tegen de vergroting van het plandeel met de bestemming "Wonen" dat betrekking heeft op het perceel [locatie 1], onmiddellijk ten noorden van zijn perceel, [locatie 2]. Ter zitting is het beroep beperkt tot dat deel van het plandeel dat bij de vaststelling van het plan is gewijzigd voor zover de wijziging ziet op een strook grond van zes meter breed, gemeten vanaf de zuidelijke perceelsgrens. [appellant] voert aan dat de mogelijkheid die het plan thans biedt voor de bouw van een garage een aantasting betekent van zijn uitzicht en lichtintreding. Voorts wenst hij handhaving van de uitspraak van de Afdeling van 28 maart 2000 (zaak nr. E01.98.0377/1).
2.2. De raad stelt dat naar aanleiding van de zienswijze van [belanghebbende] is ingestemd met de uitbreiding van de bestemming "Wonen" in de richting van de Veldweg, omdat dit aansluit bij de in het plan gehanteerde werkwijze van bestemmen. Deze wijze van bestemmen behelst dat de bestemming "Tuin" gelegd wordt op plandelen die grenzen aan de weg ter bescherming van de beeldkwaliteit van de weg. Achter deze plandelen wordt de bestemming "Wonen" gelegd om flexibiliteit te bieden in de bebouwing van het perceel. De raad acht de breedte van de bestemming "Tuin" voor het perceel [locatie 1] voldoende om de beeldkwaliteit van de weg te behouden. Voorts is er, aldus de raad, geen ander belang dat hier een grotere breedte van de bestemming "Tuin" vereist.
2.3. Onder het nieuwe plan is hogere en grotere bebouwing mogelijk op de betrokken gronden dan onder het vorige plan. Dit vormt een verslechtering van de situatie van [appellant], nu deze mogelijkheden tot een verlies van uitzicht en lichtintreding kunnen leiden.
2.4. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in redelijkheid de grens van de bestemming "Wonen" kunnen situeren op een meer naar de weg gelegen plaats. Hierbij neemt zij in aanmerking dat deze wijze van bestemmen aansluit bij de binnen het plan gehanteerde werkwijze en de raad aannemelijk heeft gemaakt dat geen ander belang vereist dat deze bestemming anders wordt gesitueerd. Voorts wordt overwogen dat de bestreden bestemming aan de noordzijde van het perceel van [appellant] is gelegen en zijn huis op een terp is gelegen, zodat het verlies aan uitzicht en lichtintreding niet zo ernstig is dat moet worden geoordeeld dat de raad daaraan in redelijkheid overwegende betekenis had moeten toekennen.
Dit wordt niet anders door de uitspraak van de Afdeling van 28 maart 2000, nu deze zag op een situatie waarin een bepaalde afstand moest worden aangehouden tussen bebouwing en een horecabedrijf in verband met geluidoverlast. Deze situatie is thans echter niet aan de orde.
2.5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Troost
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2011