201108453/2/R3.
Datum uitspraak: 17 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Nistelrode, gemeente Bernheze,
verzoeker,
de raad van de gemeente Bernheze,
verweerder.
Bij besluit van 1 juni 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "De Kommen van Bernheze" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 augustus 2011, beroep ingesteld. [verzoeker] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 1 november 2011.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 augustus 2011, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 november 2011, waar [verzoeker], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door ing. T. Donkers, werkzaam bij de gemeente zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor de vijf kernen van Bernheze.
2.3. [verzoeker] heeft ter zitting verklaard dat hij alleen opkomt tegen het plan voor zover dit ziet op het gebied dat wordt begrensd door de straten Donzel, Doolhof en Weverstraat.
2.4. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
[verzoeker] heeft geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Geen rechtvaardiging is gelegen in de door [verzoeker] gestelde omstandigheid dat toezeggingen zijn gedaan door de raad dat hij in kennis zou worden gesteld van de terinzagelegging van het ontwerpplan ten behoeve van dit gebied. Aan de door [verzoeker] overgelegde brieven kan niet de gerechtvaardigde verwachting worden ontleend dat hij op de hoogte zou worden gebracht van het in procedure brengen van onderhavig plan.
Gelet op het voorgaande gaat de voorzitter ervan uit dat het beroep van [verzoeker] in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard voor zover het is ingesteld tegen het overeenkomstig het ontwerpplan vastgestelde plan. [verzoeker] kan alleen opkomen tegen ten opzichte van het ontwerpplan gewijzigde onderdelen, voor zover hij daardoor in een nadeliger positie is gekomen dan op grond van het ontwerpplan.
2.4.1. Voor zover [verzoeker] in zijn beroepschrift wijst op een zestal adressen ten aanzien waarvan het plan gewijzigd is vastgesteld ten opzichte van het ontwerpplan, overweegt de voorzitter het volgende.
Ter zitting heeft [verzoeker] toegelicht dat het hem alleen gaat om de percelen Heescheweg 35 te Nistelrode en Doolhof ongenummerd (tussen 7 en 15) te Nistelrode.
De wijziging met betrekking tot het perceel Heescheweg 35 houdt in dat de agrarische percelen achter dit adres kunnen worden gebruikt als galerie/beeldentuin. De wijziging met betrekking tot Doolhof ongenummerd houdt in dat de bestemming "Wonen" is gewijzigd in "Bedrijf" en wijziging van de bouwvlakken. Beide percelen liggen op een afstand van enkele honderden meters van de woning van [verzoeker].
Nog daargelaten de vraag of [verzoeker], gezien de aard en de omvang van de wijzigingen en de afstand tot zijn woning, door deze wijzigingen in een nadeliger positie is gekomen ten opzichte van het ontwerpplan, acht de voorzitter op voorhand niet aannemelijk dat [verzoeker] met deze wijzigingen dermate onevenredig in zijn belangen is aangetast dat de raad van deze wijzigingen had moeten afzien.
2.5. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Postma
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2011