ECLI:NL:RVS:2011:BU5407

Raad van State

Datum uitspraak
23 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201008673/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan De Bleekerij 2007 en procesbelang van appellante

In deze zaak heeft de Raad van State op 23 november 2011 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "De Bleekerij 2007" dat op 28 juni 2010 door de raad van de gemeente Enschede is vastgesteld. Appellante, wonend te Enschede, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, omdat zij zich niet kan verenigen met de vastgestelde planregeling voor de strook langs het spoor in het plangebied. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2011. Tijdens deze zitting heeft de raad gesteld dat het beroep van appellante niet-ontvankelijk is, omdat zij geen procesbelang meer zou hebben na het sluiten van een mediationovereenkomst. Echter, de Afdeling heeft vastgesteld dat appellante geen partij is bij deze overeenkomst en heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om te concluderen dat appellante geen procesbelang meer heeft.

Appellante heeft betoogd dat het bestemmingsplan niet voldoende waarborgt dat er een diversiteit van voorzieningen in de strook langs het spoor zal komen, aangezien het plan alleen de bouw van woningen mogelijk maakt. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat het gemeentelijke beeldkwaliteitplan De Bleekerij haar het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gegeven dat zij vanuit haar woning een vrij uitzicht zou behouden. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat het beeldkwaliteitplan niet bindend is voor de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan en dat er geen recht op een vrij uitzicht bestaat.

De Afdeling heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van de raad vernietigd voor zover het betreft de bestemmingsvlakken met de bestemming "Centrumdoeleinden (CE)". De raad is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan appellante. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang en de rol van beeldkwaliteitplannen in de ruimtelijke ordening.

Uitspraak

201008673/1/R1.
Datum uitspraak: 23 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Enschede,
en
de raad van de gemeente Enschede,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "De Bleekerij 2007" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 september 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2011, waar [appellante], bijgestaan door mr. R.T.M. Lagerweij, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door T.H.A. Polman, werkzaam bij de gemeente, en M.H.W. Pruysers, projectleider, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door A.J.H. Nijenhuis, werkzaam bij [belanghebbende], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het plan bevat een actuele juridisch-planologische regeling voor het gebied dat begrensd wordt door de Boekelosestraat, de toeristisch recreatieve spoorlijn van het Museum Buurt Spoorweg (hierna: MBS), de rijksweg A35 en de Broekheurnerbeek, en voorziet onder meer in woningen en bedrijvigheid.
2.2. Ter zitting heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk is, omdat zij geen procesbelang meer heeft na het sluiten van een mediationovereenkomst. Ter zitting is vast komen te staan dat [appellante] geen partij is bij deze mediationovereenkomst. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat [appellante] geen procesbelang meer heeft.
2.3. [appellante] kan zich niet verenigen met de vastgestelde planregeling voor de strook langs het spoor in het zuidwesten van het plangebied. Zij stelt dat, aangezien het plan het mogelijk maakt dat hier alleen woningen worden gerealiseerd, de door haar gewenste diversiteit van voorzieningen in deze strook niet verzekerd is. Wanneer slechts woningen worden gebouwd kan de levendigheid in dit gebied niet voldoende worden gewaarborgd, aldus [appellante].
Voorts betoogt [appellante] dat zij op grond van het gemeentelijke beeldkwaliteitplan De Bleekerij van november 2006 er vanuit mocht gaan dat zij vanuit haar woning een redelijk vrij uitzicht zou houden op de omgeving. Verder is in de beantwoording van de zienswijzen geen ruimtelijke onderbouwing gegeven voor de gekozen invulling van de strook langs het spoor waardoor ten onrechte slechts financiële overwegingen hieraan ten grondslag liggen.
2.4. In het vastgestelde plan zijn ter plaatse van de gronden in de strook langs het spoor twee bestemmingsvlakken met de bestemming "Centrumvoorzieningen (CE)" met een totale lengte van 80 meter opgenomen. Het bouwvlak gelegen binnen het bestemmingvlak tegenover de woning van [appellante], op een afstand van ongeveer 13 meter hiervan, heeft een lengte van ongeveer 28 meter en een diepte van ongeveer 17 meter.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1.1, onder 1, van de planregels zijn deze gronden onder meer bestemd voor:
a. detailhandel;
b. dienstverlening;
c. horecabedrijven;
d. maatschappelijke voorzieningen;
e. bedrijven;
f. kantoren;
g. woningen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis.
Ingevolge artikel 6, lid 6.2.2, aanhef en onder b, bezien in samenhang met de verbeelding, bedraagt de maximale bouwhoogte voor deze bestemmingsvlakken 6 meter.
In het ontwerpplan was ter plaatse van de gronden in de strook langs het spoor een aaneengesloten bestemmingsvlak voorzien met eveneens de bestemming "Centrumvoorzieningen (CE)", maar met een lengte van 180 meter en een maximale bouwhoogte van 12 meter.
2.5. Blijkens de planregels zijn ter plaatse van de bestemming "Centrumvoorzieningen (CE)" meerdere functies toegestaan. Behoudens voor de functies detailhandel en kantoren zijn ten aanzien van de invulling van deze bestemming geen beperkende voorwaarden in de planregels opgenomen. Een invulling met alleen woningen is daarmee mogelijk.
Ter zitting heeft de raad te kennen gegeven dat het plan daardoor niet overeenstemt met het door hem aangenomen amendement om te voorkomen dat ter plaatse woningen zouden kunnen worden gebouwd.
Gelet hierop is het plan naar het oordeel van de Afdeling in zoverre in strijd met de rechtszekerheid vastgesteld. Het beroep is in zoverre gegrond.
De Afdeling ziet aanleiding om artikel 6, lid 6.1.1, onder 1, sub g, van de planregels te vernietigen, voor zover dit ziet op de eerste twee bestemmingsvlakken met de bestemming "Centrumdoeleinden (CE)" bezien vanaf de Boekelosestraat.
2.6. In het beeldkwaliteitplan De Bleekerij, opgesteld door SAB Arnhem in opdracht van ontwikkelaar [appellante], zijn een stedenbouwkundig ontwerp en een beeldkwaliteitplan voor het terrein van het voormalige bedrijf Texoprint in Boekelo opgenomen. Op dit terrein zullen de bestaande monumentale industriële gebouwen worden ingepast in de nieuwe ontwikkelingen. Hoewel [appellante] uit de in het beeldkwaliteitplan opgenomen ontwerptekening de indruk heeft kunnen krijgen dat zij vanuit haar woning een vrij uitzicht zou krijgen, kan aan deze ontwerptekening niet het gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend dat het bestemmingsplan overeenkomstig deze ontwerptekening zou worden vastgesteld. De Afdeling overweegt hiertoe dat het beeldkwaliteitplan is vastgesteld als toetsingskader voor de welstand. De raad is daaraan bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet gebonden. Gelet op de toegestane bebouwingsmogelijkheden en de afstand van de nieuwe bebouwing tot de woning van [appellante], behoefde de raad aan het beperkte uitzicht geen doorslaggevende betekenis toe te kennen. De Afdeling betrekt hierbij dat er geen recht op een vrij uitzicht bestaat. Het betoog faalt.
2.7. Ter zitting heeft [appellante] aangegeven dat haar betoog over de financiële overwegingen moet worden geduid als behorende bij haar betoog omtrent het beeldkwaliteitplan. Gelet hierop behoeft haar betoog over de financiële overwegingen derhalve geen bespreking meer.
2.8. In hetgeen [appellante] voor het overige heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is voor het overige ongegrond.
2.9. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Enschede van 28 juni 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Bleekerij 2007", voor zover dit artikel 6, lid 6.1.1, onder 1, sub g, van de planregels betreft, voor zover dit ziet op de eerste twee bestemmingsvlakken met de bestemming "Centrumdoeleinden (CE)" bezien vanaf de Boekelosestraat;
III. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Enschede tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Enschede aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2011
270-667.