201109213/1/R2 en 201109213/2/R2.
Datum uitspraak: 9 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Duiven,
de raad van de gemeente Duiven,
verweerder.
Bij besluit van 4 juli 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Landgoed Welleveld" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 augustus 2011, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [appellant] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 oktober 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. drs. C.R. Jansen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. I.M.C. van Leeuwen, advocaat te Arnhem, en mr. N.P. Schoenmaker, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord Explorius Vastgoedontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door A.A.J. Tibben.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het plan voorziet in de herontwikkeling van landgoed Welleveld, waarbij onder meer wordt voorzien in de bouw van 21 woningen.
2.3. [appellant] heeft ter zitting de beroepsgrond omtrent de bouwhoogte van de twee voorziene woningen in het noordelijke deel van het plangebied ingetrokken.
2.4. [appellant] stelt dat het plan berust op een ondeugdelijke belangenafweging. In dit verband wijst [appellant] erop dat bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2010 de thans gekozen partijen het landgoed in zijn oorspronkelijke staat wilden behouden. [appellant] betwijfelt voorts of het plan financieel haalbaar zal zijn. Naar de mening van [appellant] is onvoldoende onderzoek verricht naar de verkoopbaarheid van de voorziene woningen.
Verder stelt [appellant] dat het plan leidt tot onherstelbare schade aan de natuur op het landgoed vanwege de toename van bebouwing ten koste van het groen alsmede vanwege de toename van het aantal verkeersbewegingen op het landgoed. Ook is in het plangebied onvoldoende ruimte voor het verkeer van en naar de woningen en is de huidige ontsluiting ontoereikend, aldus [appellant].
Voorts maakt het plan een onaanvaardbare inbreuk op zijn woongenot en vreest [appellant] voor geluidsoverlast. [appellant] wijst op een alternatieve locatie binnen het recent aanpaste plan Vitaal Centrum Duiven. Binnen dit plan bestaat voldoende ruimte om de voorziene woningen te realiseren, aldus [appellant].
Tot slot vreest [appellant] dat de twee bouwkavels nabij zijn woning lange tijd braak zullen liggen, hetgeen zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van zijn woongenot alsmede tot waardedaling van zijn woning.
2.5. De raad stelt dat het plan op rechtmatige wijze tot stand is gekomen en dat onderzoek heeft uitgewezen dat het plan financieel haalbaar is. Hoewel het aantal verkeersbewegingen en de verharding op het terrein zal toenemen is volgens de raad geen sprake van een onevenredige aantasting van het groene karakter van het landgoed.
Voorts stelt de raad dat geen sprake zal zijn van een onaanvaardbare aantasting van het woongenot van [appellant]. Daartoe wijst de raad op de maximale bouwhoogte van de twee nabij zijn woning voorziene woningen alsmede op de afstand en de aanwezige groenstrook hier tussen. De raad verwacht voorts niet dat sprake zal zijn van onaanvaardbare geluidsoverlast.
Verder wijst de raad erop dat het landgoed Welleveld reeds in 2003 is aangewezen als inbreidingslocatie voor de ontwikkeling van kleinschalige woningbouw met een bosachtige uitstraling. Volgens de raad is binnen de gemeente Duiven geen vergelijkbaar alternatief aanwezig.
2.6. De voorzitter overweegt dat behoudens zeer uitzonderlijke omstandigheden, de interne politieke besluitvorming van de raad hier niet ter toets staat. Dat zich dergelijke uitzonderlijke omstandigheden hebben voorgedaan bij de besluitvorming van de raad is niet aangetoond.
Uit de stukken van het plan blijkt dat onderzoek is verricht naar de financiële haalbaarheid van het plan. Het betreft het onderzoek "Marktscan Landgoed Welleveld Duiven" dat op 8 oktober 2010 door Companen is opgesteld. Uit het onderzoek komt naar voren dat de omvang van het plan zodanig beperkt is dat daarvoor kwantitatief ruimte op de lokale markt aanwezig is. Voorts gaat het volgens het onderzoek om bijzondere woonmogelijkheden die elders in de omgeving van Duiven niet aanwezig zijn. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het onderzoek zodanige gebreken en leemten in kennis bevat dat de raad dit onderzoek niet in redelijkheid aan het plan ten grondslag heeft mogen leggen. Voorts ziet de voorzitter in hetgeen [appellant] op dit punt heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het plan financieel uitvoerbaar is.
2.6.1. Inzake de door [appellant] geduide natuur op het landgoed staat in de plantoelichting dat het westelijke gedeelte van het landgoed een overwegend groen karakter heeft met rododendrons en gazons die omringd zijn door een parkachtig bos met monumentale bomen. Op het landgoed zijn aan bebouwing onder meer een monumentale villa, een volière, een schuur, en een zwembad aanwezig. In de plantoelichting staat verder dat de voorziene woningen in het groene karakter van het landgoed zijn ingepast. Zo zullen de groene randen richting de woningen in de aangrenzende woonbuurt aan de oostzijde zoveel mogelijk worden behouden en blijven alle monumentale bomen behouden. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met het groene karakter van het landgoed.
2.6.2. Wat betreft de verkeerstoename in het plangebied is niet in geschil dat deze zal toenemen van ongeveer 6 verkeersbewegingen per etmaal naar ongeveer 126. Aan de gronden rondom de voorziene woningen is de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" toegekend. In artikel 5, lid 5.1., van de planregels is bepaald dat de gronden met deze bestemming zijn bestemd voor onder meer wegen en straten. Voorts staat in de plantoelichting dat de toegangspoort van het landgoed zal worden verbreed. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voorziet in voldoende ruimte voor het verkeer in het plangebied.
Het plangebied wordt ontsloten op de Burg. Van Dorth tot Medlerstraat. Blijkens het bij het plan gevoegde onderzoek van Physicon van 30 november 2009 in het kader van de Wet geluidhinder zal de verkeersintensiteit op de Burg. Van Dorth tot Medlerstraat in het jaar 2018 tussen de 3448,11 en 3896,05 motorvoertuigen per etmaal per rijstrook bedragen. Gelet op deze aantallen acht de voorzitter niet aannemelijk dat de toename van het aantal verkeersbewegingen van 126 motorvoertuigen per etmaal vanwege het verkeer van het plangebied tot problemen zal leiden op vorengenoemde weg.
2.6.3. Ten aanzien van de aantasting van de privacy wordt als volgt overwogen. De afstand tussen de woning van [appellant] en de bouwvlakken van de twee voorziene vrijstaande woningen die het dichtst bij de woning van [appellant] liggen, bedraagt 15 m. Aan de gronden tussen de voorziene woningen en de woning van [appellant] is de bestemming "Groen" toegekend met een breedte van ongeveer 3 m. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat ter plaatse reeds een groenstrook aanwezig is en dat deze zal worden gehandhaafd. [appellant] heeft dit niet betwist. Voorts is voor de desbetreffende woningen een maximale goothoogte van 4 m en een maximale bouwhoogte van 8 m opgenomen. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aantasting van de privacy van [appellant] niet zodanig is dat de raad daaraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.
Wat betreft de beperking van het uitzicht van [appellant] valt niet uit te sluiten dat dit in enige mate zal worden aangetast door de desbetreffende woningen, aangezien deze zijn voorzien op een thans onbebouwd gedeelte van het landgoed. In dit verband merkt de voorzitter echter op dat geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat. Gelet op de hiervoor genoemde afstand tussen de woningen alsmede in aanmerking genomen dat het zicht op de voorziene woningen vanwege de groenstrook wordt beperkt, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het uitzicht vanuit de woning van [appellant] niet onaanvaardbaar zal verslechteren. Voorts heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de geluidsoverlast zodanig zal zijn dat de raad hieraan overwegende betekenis had moeten toekennen. Hierbij neemt de voorzitter in aanmerking dat de gevreesde eventuele overlast zo nodig in het kader van de handhaving van de openbare orde kan worden tegengegaan.
2.6.4. De voorzitter overweegt voor zover [appellant] wijst op alternatieve locaties voor woningbouw, dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. De raad heeft hieromtrent naar voren gebracht dat de herinrichting van het landgoed reeds geruime tijd is opgenomen in diverse gemeentelijke beleidsdocumenten, waaronder de "Visie wonen en werken" uit 2003. Daarnaast betreft het volgens de raad een unieke locatie met bijzondere cultuurhistorische en landschappelijke waarden, waarvoor binnen de gemeente Duiven geen alternatieve locaties aanwezig zijn. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad alternatieven voor het plan onvoldoende in zijn afweging heeft betrokken.
2.6.5. De vrees van [appellant] dat de gronden voor de voorziene woningen nabij zijn woning lange tijd braak zullen liggen, betreft een uitvoeringsaspect dat in deze procedure niet aan de orde kan komen.
2.7. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.8. Gelet hierop bestaat tevens aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. De Rooy
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2011