ECLI:NL:RVS:2011:BU4548

Raad van State

Datum uitspraak
9 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201110878/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • J.A.W. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor woningen in Deil

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een bouwvergunning die op 10 december 2009 door het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen is verleend aan [vergunninghoudster] voor het oprichten van acht woningen met bijbehorende bijgebouwen op de percelen Deilsedijk 1-3 te Deil. De bouwvergunning is verleend onder vrijstelling van het bestemmingsplan "Deil 2006". Tegen deze beslissing hebben [verzoeker A], [verzoeker B], [verzoeker C], [verzoeker D] en [verzoeker E] bezwaar gemaakt, wat door het college op 3 november 2010 ongegrond is verklaard. De rechtbank Arnhem heeft op 30 augustus 2011 het beroep van de verzoekers tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna de verzoekers hoger beroep hebben ingesteld bij de Raad van State en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 27 oktober 2010 behandeld. De voorzitter overweegt dat de bouw van de acht woningen in strijd is met de bestemming "Wonen en dijkbebouwing" en dat het college vrijstelling heeft verleend op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De voorzitter concludeert dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er voldoende parkeerplaatsen zullen zijn en dat er geen onveilige verkeerssituatie zal ontstaan. Ook is er geen reden om het negatieve welstandsadvies van het Gelders genootschap te volgen, aangezien de leefomgeving in Deil zal verbeteren door de realisatie van het bouwplan.

Uiteindelijk wijst de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening af, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201110878/2/H1.
Datum uitspraak: 9 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A], [verzoeker B], [verzoeker C], [verzoeker D] en [verzoeker E] (hierna tezamen in enkelvoud: [verzoeker]), allen wonend te Deil, gemeente Geldermalsen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 30 augustus 2011 in de zaken nrs. 10/4499, 10/4670 en 10/4698 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2009 heeft het college, voor zover thans van belang, aan [vergunninghoudster] onder vrijstelling van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Deil 2006" (hierna: het bestemmingsplan) bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van acht woningen met daarbij behorende bijgebouwen op de percelen Deilsedijk 1-3 te Deil (hierna: de percelen).
Bij besluit van 3 november 2010 heeft het het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar, onder aanvulling van de motivering en onder verlening van ontheffing krachtens artikel 2.5.15, eerste lid, onder b, van de bouwverordening van de gemeente Geldermalsen, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 augustus 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door[verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 oktober 2011, hoger beroep ingesteld. Voorts heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[vergunninghoudster] en Vabo Ontwikkeling b.v. hebben een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 oktober 2010, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. J. Kuik, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Theunissen en P.E.A. Broekmans, beiden werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn daar [vergunninghoudster] en Vabo Ontwikkeling b.v., beide vertegenwoordigd door mr. E.W.J. van Dijk, advocaat te Tiel, [gemachtigde] en R. van Arnhem, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Op de percelen rust de bestemming "Wonen en dijkbebouwing" met de nadere bestemming "garagebedrijf". De bouw van de beoogde acht woningen en daarbij behorende bijgebouwen (hierna: het bouwplan) is daarmee in strijd, nu het merendeel van de woningen buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak zullen worden opgericht. Teneinde de gevraagde bouwvergunning niettemin te kunnen verlenen, heeft het college daarvan krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling verleend.
2.2. In hetgeen [verzoeker] naar voren heeft gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans uiteindelijk zal blijken dat geen vrijstelling en bouwvergunning eerste fase worden verleend mocht.
Daartoe wordt in aanmerking genomen dat de rechtbank in het in beroep aangevoerde naar voorlopig oordeel terecht geen grond heeft gevonden voor het oordeel dat het college zich niet, onder verwijzing naar de parkeercijfers van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek, zoals die zijn neergelegd in de Aanbevelingen Stedelijke Verkeersvoorzieningen 2004, op het standpunt heeft mogen stellen dat de toename van de parkeerbehoefte ten gevolge van de realisering van het project 1,9 parkeerplaats per woning bedraagt. Aangezien het bouwplan voorziet in de aanleg van 20 parkeerplaatsen, heeft het college niet ten onrechte geoordeeld dat als gevolg van de realisering ervan geen tekort aan parkeerplaatsen zal ontstaan. [verzoeker] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de afstand tussen de op te richten woningen aan de Deilsedijk en het in het bouwplan voorziene parkeerterrein aan het eind van 't Griendje zo groot is, dat niet valt aan te nemen dat de bewoners van die woningen hun auto daar zullen parkeren.
Voorts heeft de rechtbank naar voorlopig oordeel terecht daarin evenmin grond gevonden voor het oordeel dat het college zijn oordeel, mede aan de hand van een bij het besluit van 3 november 2010 gevoegde verkeerstechnische studie, dat ten gevolge van de realisering van het bouwplan op 't Griendje geen onveilige verkeerssituatie zal ontstaan niet toereikend heeft gemotiveerd. Daarbij is van belang dat aannemelijk is dat het verkeer op 't Griendje hoofdzakelijk bestemmingsverkeer zal zijn.
Tenslotte heeft de rechtbank naar voorlopig oordeel in het in beroep aangevoerde terecht evenmin grond gevonden voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het het negatieve welstandsadvies van het Gelders genootschap van 4 april 2008 niet wenst te volgen, omdat ten gevolge van de realisering van het bouwplan een op het perceel gelegen garagebedrijf zal verdwijnen en dat de leefomgeving in de kern van Deil aanzienlijk zal verbeteren.
2.3. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2011
543.