ECLI:NL:RVS:2011:BU4543

Raad van State

Datum uitspraak
8 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201109259/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • W.P. van Kooten-Vroegindeweij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Nieuwleusen, Oosteinde 56-58, Westeinde 76

Op 30 mei 2011 heeft de raad van de gemeente Dalfsen het bestemmingsplan "Nieuwleusen, Oosteinde 56-58, Westeinde 76" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een verzoeker, wonend te Nieuwleusen, beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 25 augustus 2011 heeft de verzoeker tevens een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 14 oktober 2011 ter zitting behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de raad vertegenwoordigd waren.

De voorzitter heeft overwogen dat het bestemmingsplan de bouw van een nieuwe woning mogelijk maakt op de compensatiekavel, maar dat de verzoeker geen belanghebbende is voor het perceel Westeinde 76, gezien de afstand van ongeveer 2 kilometer. De voorzitter heeft geconcludeerd dat de verzoeker geen feiten heeft aangedragen die zijn belanghebbendheid kunnen onderbouwen. Daarnaast heeft de verzoeker betoogd dat er geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd op de compensatiekavel, omdat deze binnen de geurcontour van een agrarisch bedrijf ligt. De raad heeft echter gesteld dat de afstand van 70 meter tussen het agrarisch bedrijf en de compensatiekavel voldoende is voor een goed woon- en leefklimaat, conform de Wet geurhinder en veehouderij.

De voorzitter heeft geoordeeld dat de raad onvoldoende inzicht heeft gegeven in de haalbaarheid van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat op de compensatiekavel. Daarom heeft de voorzitter besloten om het besluit van de raad van de gemeente Dalfsen te schorsen voor de plandelen met de bestemmingen "Wonen", "Tuin" en "Agrarisch met waarden - Landschap" ter plaatse van het perceel Oosteinde 56-58. De raad is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeker en het griffierecht.

Uitspraak

201109259/2/R1.
Datum uitspraak: 8 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen,
en
de raad van de gemeente Dalfsen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Nieuwleusen, Oosteinde 56-58, Westeinde 76" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 augustus 2011, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. [verzoeker] heeft de gronden van zijn beroep en verzoek aangevuld bij brieven van 6 september 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 oktober 2011, waar [verzoeker], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door ing. L.B. van Dam, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn daar [belanghebbenden], vertegenwoordigd door mr. ing. A.P.J. Timmermans, werkzaam bij Timmermans Juridisch Advies B.V., als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het bestemmingsplan maakt op een deel van het perceel Oosteinde 56-58 de bouw van één nieuwe woning mogelijk (hierna: de compensatiekavel) in het kader van de gemeentelijke beleidsregel "Rood voor rood met gesloten beurs, 2007-2009". Voorts is ter plaatse van de voormalige bedrijfswoningen op de percelen Oosteinde 56-58 en Westeinde 76 de bestemming "Wonen" opgenomen.
2.3. De raad betoogt dat [verzoeker] geen belanghebbende is bij het plan voor zover dat betrekking heeft op het perceel Westeinde 76 en dat het verzoek derhalve in zoverre dient te worden afgewezen.
2.3.1. Ter zitting is gebleken dat [verzoeker] op een afstand van ongeveer 2 kilometer van het perceel Westeinde 76 woont. Naar het oordeel van de voorzitter is deze afstand te groot om ten aanzien van dit plandeel een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. [verzoeker] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat hij ten aanzien van dit plandeel ondanks deze afstand rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. Het feit dat volgens [verzoeker] de nieuw te bouwen woning op het perceel Westeinde 76 mogelijk had moeten worden gemaakt in plaats van op de tegenover zijn woning gelegen compensatiekavel, kan naar het oordeel van de voorzitter niet als zodanig worden aangemerkt. In dit verband is van belang dat bij de beoordeling van de belanghebbendheid moet worden uitgegaan van de mogelijkheden die het nu voorliggende plan biedt. Het verzoek dient derhalve in zoverre te worden afgewezen.
2.4. [verzoeker] betoogt onder meer dat ter plaatse van de compensatiekavel geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. In dit kader wijst hij er op dat de kavel binnen de geurcontour van het agrarisch bedrijf aan Oosteinde 52 ligt.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat ter plaatse van de compensatiekavel een goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd. In dit verband wijst de raad er op dat ingevolge de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv) buiten de bebouwde kom een afstand van een 50 meter zou gelden tussen het agrarisch bedrijf en woningen. Deze afstand is volgens de Wgv dus voldoende voor het garanderen van een goed woon- en leefklimaat. Nu in dit geval de afstand tussen het agrarisch bedrijf en de compensatiekavel 70 meter bedraagt, is een goed woon- en leefklimaat derhalve gegarandeerd. De omstandigheid dat de onderhavige percelen binnen de bebouwde kom liggen, in welk geval volgens de Wgv een afstand van 100 meter geldt, maakt dit volgens de raad niet anders. Hiertoe wijst de raad er op dat het agrarisch bedrijf voor zijn uitbreidingsmogelijkheden reeds wordt beperkt door bestaande woningen die dichter bij het bedrijf liggen dan de compensatiekavel.
2.4.2. In de uitspraak van 7 oktober 2009 in zaak nr.
200900801/1/R3heeft de Afdeling op de daar weergegeven gronden overwogen dat, indien de voor veehouderijen toepasselijke norm wordt overschreden, hieruit niet volgt dat ter plaatse geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en daarmee de zogenoemde omgekeerde werking van de ter plaatse toepasselijke geurnormen verlaten. In de uitspraak van 6 januari 2010 in zaak nr.
200807852/1/R2, heeft de Afdeling ten aanzien van de toepassing van de Wgv geoordeeld dat ook indien de voor veehouderijen toepasselijke norm niet wordt overschreden, er niet zonder meer van kan worden uitgegaan dat ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. Gelet hierop dient de raad inzichtelijk te maken in hoeverre ter plaatse van het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en is een enkele verwijzing naar de normen van de Wgv in dit kader onvoldoende. Nu de raad heeft volstaan met een verwijzing naar de normen van de Wgv is niet inzichtelijk gemaakt of ter plaatse van de compensatiekavel een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. Dat het agrarisch bedrijf reeds in zijn uitbreidingsmogelijkheden wordt beperkt door bestaande woningen is in dit kader niet relevant. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van de compensatiekavel. Het verzoek komt in zoverre voor inwilliging in aanmerking.
2.5. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Dalfsen van 30 mei 2011, voor zover het betreft de plandelen met de bestemmingen "Wonen", "Tuin" en "Agrarisch met waarden - Landschap" ter plaatse van het deel van het perceel Oosteinde 56-58 dat kadastraal bekend is gemeente Dalfsen, nummer 409;
II. wijst het verzoek voor het overige af;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Dalfsen tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 69,75 (zegge: negenenzestig euro en vijfenzeventig cent);
IV. gelast dat de raad van de gemeente Dalfsen aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.P. van Kooten-Vroegindeweij, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Kooten-Vroegindeweij
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2011
559.