201107146/2/H4.
Datum uitspraak: 7 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Valkenswaard,
verzoekers,
het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard,
verweerder.
Bij besluit van 3 mei 2011 heeft het college aan de naamloze vennootschap Inbev Nederland N.V. een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een bierbrouwerij aan het Brouwerijplein 87 te Dommelen. Dit besluit is op 19 mei 2011 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juni 2011, beroep ingesteld. Bij afzonderlijke brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juni 2011, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 oktober 2011, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door mr. K.W.H. Albert, advocaat te Boxtel, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C.L. Walta, S. Wedzinga en drs. C. den Hertog, zijn verschenen. Voorts is Inbev, vertegenwoordigd door mr. J.G.G.M. Boemaars, als partij gehoord.
2.1. Partijen hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld door de voorzitter, op 24 oktober 2011 afspraken gemaakt voor de periode tot de uitspraak in de bodemprocedure, waaronder afspraken over een beperking van de transport- en overslagactiviteiten op zondag. Partijen zijn overeengekomen dat, indien de afspraken over de transport- en overslagactiviteiten op zondag worden verwerkt in een door de voorzitter te treffen voorlopige voorziening, de bij het bestreden besluit verleende vergunning voor het overige in werking kan treden.
2.2. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding tot het treffen van de hierna vermelde voorlopige voorzieningen.
2.3. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Voor zover [verzoeker] en anderen hebben verzocht om vergoeding van de door hen gemaakte kosten voor een door Peutz BV opgesteld deskundigenrapport, wordt dit verzoek afgewezen, nu dit rapport niet van betekenis is geweest voor de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het aantal transportbewegingen van vrachtwagens van en naar de inrichting op zondag, waaronder in dit verband wordt verstaan de periode van zaterdag 23.00 uur tot zondag 23.00 uur, niet meer mag bedragen dan:
- 2 in de periode van zaterdag 23.00 uur tot zondag 07.00 uur,
- 2 in de periode van zondag 07.00 uur tot zondag 19.00 uur,
- 3 in de periode van zondag 19.00 uur tot zondag 23.00 uur;
II. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat op zondag de transport- en overslagactiviteiten op het gedeelte van het buitenterrein van de inrichting zoals aangegeven op de aan deze uitspraak gehechte tekening, beperkt blijven tot het wegzetten van 10 (volle) trailers met de rangeertruck, het loskoppelen daarvan en het aankoppelen en wegrijden met 10 (lege) trailers. Op het terreindeel tussen het op de tekening aangegeven gedeelte van het terrein en de Brouwerijdreef vinden geen transport- en overslagactiviteiten plaats op zondag;
III. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard van 3 mei 2011 voor zover dit besluit niet in overeenstemming is met hetgeen onder I en II is bepaald;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 914,11 (zegge: negenhonderdveertien euro en elf cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Grinsven
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2011