ECLI:NL:RVS:2011:BU3766

Raad van State

Datum uitspraak
9 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104842/1/V6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B. van Wagtendonk
  • C.J.M. Schuyt
  • D. Roemers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging tewerkstellingsvergunningen voor vreemdelingen door UWV

In deze zaak heeft de Raad van State op 9 november 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Bunga Melati tegen een besluit van het UWV. Het UWV had op 29 juli 2010 de aanvragen van Bunga Melati om verlenging van tewerkstellingsvergunningen voor twee vreemdelingen van Indonesische nationaliteit afgewezen. Bunga Melati had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 14 oktober 2010. De rechtbank Haarlem bevestigde deze beslissing op 30 maart 2011, waarna Bunga Melati hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Raad van State overwoog dat het UWV terecht had vastgesteld dat Bunga Melati de aan de tewerkstellingsvergunningen verbonden voorschriften in overwegende en ernstige mate niet had nagekomen. De wetgeving, met name de Wet arbeid vreemdelingen (Wav), stelt dat werkgevers verplicht zijn om actieve wervingsinspanningen te verrichten. De Raad van State oordeelde dat het UWV niet verplicht was om rekening te houden met wervingsinspanningen die na de afloop van de vergunningen waren verricht. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het UWV de feiten en omstandigheden van na het verlopen van de vergunningen buiten beschouwing had gelaten.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de voorschriften verbonden aan tewerkstellingsvergunningen en de discretionaire bevoegdheid van het UWV in deze materie.

Uitspraak

201104842/1/V6.
Datum uitspraak: 9 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Restaurant Indonesia Bunga Melati B.V., gevestigd te Alphen, gemeente Alphen-Chaam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 30 maart 2011 in zaken nrs. 10/36024 en 10/36019 in het geding tussen:
Bunga Melati
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het UWV).
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juli 2010 heeft het UWV de aanvragen van Bunga Melati om verlenging van tewerkstellingsvergunningen ten behoeve van [vreemdeling A] en [vreemdeling B], beiden van Indonesische nationaliteit, (hierna: de vreemdelingen) afgewezen.
Bij besluit van 14 oktober 2010 heeft het UWV het door Bunga Melati daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 30 maart 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door Bunga Melati daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Bunga Melati bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 april 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Bunga Melati heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 september 2011, waar Bunga Melati, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, advocaat te Tilburg, en het UWV, vertegenwoordigd door R.K. Nai-Chung-Tong, werkzaam bij het UWV, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav) is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
Ingevolge artikel 10, aanhef en onder a, kunnen aan een tewerkstellingsvergunning voorschriften worden verbonden welke ertoe strekken dat de werkgever inspanningen pleegt arbeidsplaatsen door prioriteitgenietend op de arbeidsmarkt beschikbaar aanbod te doen vervullen.
Ingevolge artikel 13 kan, onverminderd de artikelen 11, tweede lid, en 12, eerste lid, weigering van verlenging of intrekking van een tewerkstellingsvergunning slechts geschieden ingevolge het niet in acht nemen van een beperking waaronder de tewerkstellingsvergunning is verleend of het niet naleven van een aan de tewerkstellingsvergunning verbonden voorschrift.
Volgens paragraaf 39 van de Uitvoeringsregels Wav behorende bij het Delegatie- en uitvoeringsbesluit Wav zal bij verlenging van een vergunning steeds moeten worden nagegaan of de gestelde voorschriften geheel zijn nagekomen. Indien de voorschriften in overwegende of ernstige mate niet zijn nagevolgd wordt een verlenging steeds geweigerd.
2.2. Aan Bunga Melati zijn op 2 juni 2009 tewerkstellingsvergunningen verleend ten behoeve van de vreemdelingen, geldig van 15 juni 2009 tot 15 juni 2010. Aan deze vergunningen is het voorschrift verbonden dat gedurende de looptijd van de vergunning door de werkgever actieve wervingsinspanningen worden verricht.
2.3. Aan het besluit van 14 oktober 2010 ligt ten grondslag dat Bunga Melati het hiervoor weergegeven voorschrift verbonden aan de tewerkstellingsvergunningen in overwegende en ernstige mate niet is nagekomen.
2.4. Bunga Melati betoogt dat de rechtbank ten onrechte haar betoog heeft verworpen dat paragraaf 39 van de Uitvoeringsregels onverbindend moet worden geacht. Hiertoe voert zij aan dat het door de regeling in deze paragraaf niet meer mogelijk is om, indien de voorschriften van een vergunning niet worden nagekomen, voormelde vergunning te verlengen, hetgeen in strijd is met de discretionaire bevoegdheid vervat in artikel 13, aanhef en onder b, van de Wav en het rechtszekerheidsbeginsel. In dit verband wijst zij ook op een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (hierna: het CBb) van 4 maart 2010 (LJN:BN9360).
2.4.1. In artikel 1 van het Delegatie- en Uitvoeringsbesluit is, voor zover thans van belang, de bevoegdheid inzake het verlengen van tewerkstellingsvergunningen overgedragen aan het UWV. Nu paragraaf 39 van de Uitvoeringsregels behorende bij het Delegatie- en Uitvoeringsbesluit de uitoefening van die bevoegdheid betreft, dient hetgeen in voormelde paragraaf is vermeld - anders dan de rechtbank heeft overwogen - gelet op artikel 10:16, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht te worden aangemerkt als beleidsregels.
In paragraaf 39 van de Uitvoeringsregels is de in artikel 13, aanhef en onder b, van de Wav vervatte discretionaire bevoegdheid nader ingevuld, in die zin dat verlenging van een tewerkstellingsvergunning wordt geweigerd wegens schending van een daaraan verbonden voorschrift, indien dit voorschrift in overwegende of ernstige mate niet is nagevolgd. Voor het oordeel dat deze algemene aanwijzing bij het uitoefenen van de gedelegeerde bevoegdheid in strijd is met voormeld artikel van de Wav of het rechtszekerheidsbeginsel, bestaat geen grond. Overigens laat de formulering van deze beleidsregel, anders dan Bunga Melati betoogt, ruimte voor het UWV om, indien niet aan een aan de tewerkstellingsvergunning verbonden voorschrift is voldaan maar dit voorschrift niet in overwegende of ernstige mate is geschonden, de desbetreffende tewerkstellingsvergunning te verlengen. Haar beroep op voormelde uitspraak van het CBb van 4 maart 2010 slaagt niet, reeds omdat het in die zaak niet ging om beleidsregels.
Het betoog faalt.
2.5. Bunga Melati betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het UWV terecht geen rekening heeft gehouden met de wervingsinspanningen die zij na 15 juni 2010 heeft verricht. Hiertoe voert zij aan dat de rechtbank hiermee heeft miskend dat artikel 13, aanhef en onder b, van de Wav een facultatief karakter heeft en in bezwaar een volledige bestuurlijke heroverweging dient plaats te vinden.
2.5.1. Gelet op artikel 13, aanhef en onder b, van de Wav, gelezen in samenhang met paragraaf 39 van de Uitvoeringsregels, dient te worden beoordeeld of Bunga Melati gedurende de looptijd van de tewerkstellingsvergunningen heeft voldaan aan het voorschrift betreffende de door haar te verrichten wervingsinspanningen. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, heeft het UWV derhalve terecht feiten en omstandigheden van na het verlopen van deze vergunningen buiten beschouwing gelaten.
Het betoog faalt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. D. Roemers, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. den Dulk, ambtenaar van staat.
w.g. Van Wagtendonk w.g. Den Dulk
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2011
565.