201101672/1/H1.
Datum uitspraak: 9 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Vinkeveen Supermarkt B.V. en Super de Boer Winkels B.V., gevestigd te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, onderscheidenlijk Veghel,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 24 december 2010 in zaak nr. 10/2819 in het geding tussen:
Vinkeveen Supermarkt en Super de Boer Winkels
het college van burgemeester en wethouders van de Ronde Venen.
Bij besluit van 6 juli 2010 heeft het college een projectbesluit genomen voor het vergroten en veranderen van een winkelruimte en het ontsluiten en loskoppelen van de winkel van twee bovenwoningen op de percelen Herenweg 71-73 te Vinkeveen en aan [vergunninghouder] voor het bouwplan ontheffing en onder voorwaarden bouwvergunning eerste fase verleend.
Bij uitspraak van 24 december 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door Vinkeveen Supermarkt en Super de Boer Winkels daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Vinkeveen Supermarkt en Super de Boer Winkels bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 februari 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Vinkeveen Supermarkt en Super de Boer Winkels hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 augustus 2011, waar Vinkeveen Supermarkt en Super de Boer Winkels, vertegenwoordigd door mr. V.J. Leijh, advocaat te Amsterdam, en B.T. Bobeldijk, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. de Vink-Bregman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord Theijsmeijer, vertegenwoordigd door mr. G.H.J. Heutink, advocaat te Amsterdam, en [exploitant].
2.1. Op de percelen waren voorheen een supermarkt en een elektronicazaak gevestigd met twee bijbehorende bovenwoningen. Het bouwplan voorziet in één winkelruimte op de begane grond die is verdeeld over de twee percelen, alsmede twee zelfstandige woningen en is reeds gerealiseerd. Op de percelen is thans een Albert Heijn-supermarkt gevestigd.
2.2. Ten tijde van het besluit van 6 juli 2010 exploiteerden Vinkeveen Supermarkt en Super de Boer Winkels een supermarkt die is gevestigd in een winkelcentrum op ongeveer 1 km afstand van de percelen. Ter zitting is komen vast te staan dat de exploitatie van deze supermarkt is overgenomen door Jumbo Supermarkten. Het is niet gebleken dat Super de Boer Winkels nog een rechtstreeks bij het besluit van 6 juli 2010 betrokken belang heeft. Voor zover er nog een relatie bestaat tussen Super de Boer Winkels en Vinkeveen Supermarkt, volgt hieruit slechts een afgeleid belang.
Uit het voorgaande volgt dat het procesbelang aan het hoger beroep voor zover dit is ingediend door Super de Boer Winkels is komen te ontvallen. Het hoger beroep is derhalve niet-ontvankelijk voor zover dit is ingediend door Super de Boer Winkels.
2.3. Het bouwplan is in strijd met de ingevolge het bestemmingsplan "Vinkeveen Zuid" (hierna: het bestemmingsplan) op de percelen rustende bestemmingen "Bebouwing met Winkelhuizen" en "Tuinen en erven". Voorts is het bouwplan in strijd met artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening van de gemeente De Ronde Venen (hierna: de bouwverordening), nu niet is voorzien in voldoende ruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Teneinde bouwvergunning te kunnen verlenen, heeft het college krachtens artikel 3.10, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) een projectbesluit genomen en heeft het voorts met toepassing van artikel 2.5.30, vierde lid, aanhef en onder b, van de bouwverordening, ontheffing verleend van het bepaalde in het eerste lid van dat artikel.
2.4. Ingevolge artikel 3.10, eerste lid, van de Wro kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang een projectbesluit nemen.
Ingevolge het tweede lid bevat het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing van het project.
Ingevolge het vierde lid kan de gemeenteraad de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, delegeren aan burgemeester en wethouders.
Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder f, wordt in deze wet en de daarop rustende bepalingen onder projectbesluit verstaan: besluit, inhoudende dat ten behoeve van de verwezenlijking van een project, dat een of meer bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden of het daarbij behorende gebruik kan omvatten en dat afwijkt van het geldende bestemmingsplan, dit bestemmingsplan buiten toepassing blijft.
2.5. Vinkeveen Supermarkt betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het projectbesluit van 6 juli 2010 onrechtmatig is, omdat het in feite een bestemmingsplan is en derhalve onbevoegd door het college is genomen.
2.5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 1 september 2010 in zaak nr.
201004647/1/H1) kan de bevoegdheid om een projectbesluit te nemen, gelet op artikel 3.10, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wro, slechts worden aangewend voor het verwezenlijken van een project. Een projectbesluit kan slechts voorzien in de behoefte om, vooruitlopend op de vaststelling van een bestemmingsplan, een concreet voornemen te verwezenlijken dat, gelet op artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wro, wijzigingen aanbrengt in de fysieke leefomgeving.
2.5.2. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het projectbesluit onvoldoende concreet is, zoals Vinkeveen Supermarkt betoogt. Hoewel voorschriften voor de bestemming "Gemengd", algemene voorschriften en een verbeelding met de bestemming "Gemengd" onderdeel uitmaken van het projectbesluit, blijkt uit het projectbesluit door de verwijzing naar het onderhavige concrete bouwplan duidelijk dat het samenhangt met dit bouwplan en dat de voorschriften en de verbeelding daarop zijn toegesneden. Er is geen grond voor het oordeel dat zou zijn beoogd naar buiten werkende voor herhaalde toepassing geschikte regels te stellen ten behoeve van de verlening van bouwvergunningen voor toekomstige bouwplannen en andere uitvoeringsbesluiten.
2.6. Vinkeveen Supermarkt betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat aan het projectbesluit geen goede ruimtelijke onderbouwing ten grondslag ligt. Daartoe voert zij aan dat ten onrechte geen akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder is gedaan en dat het bouwplan in strijd is met het gemeentelijk beleid zoals neergelegd in de Structuurvisie Centrum Vinkeveen van augustus 2007 (hierna: de Structuurvisie). Het bouwplan voorziet volgens haar voorts niet in voldoende parkeerplaatsen en heeft in dit kader verwezen naar de door haar in beroep en hoger beroep overgelegde verkeerskundige rapporten, te weten een in het kader van een eerdere bouwaanvraag voor de percelen overgelegd verkeerskundig rapport van Royal Haskoning, alsmede de "Verkeerskundige analyse bouwplan Herenweg 71-73 Vinkeveen" van 20 augustus 2010 en de "Verkeerskundige reactie uitspraak rechtbank d.d. 24 december 2010" van 2 februari 2011 van Arthic Verkeer. Vinkeveen Supermarkt voert verder aan dat laden en lossen, in strijd met artikel 2.5.30, derde lid, van de bouwverordening, niet op eigen terrein mogelijk is, ten gevolge waarvan gevaarlijke situaties en verkeersopstoppingen ontstaan op de doorgaande weg die naar haar supermarkt leidt en die daardoor moeilijker bereikbaar is. Zij verwijst in dit kader naar een situatieschets bij het rapport van Arthic van 2 februari 2011, waaruit volgens haar blijkt dat een trekker met oplegger met een standaardlengte van 18,5 meter bij bevoorrading uit zal steken over het trottoir en de Kerklaan. Volgens Vinkeveen Supermarkt kan, gezien de te verwachten geluidhinder, parkeeroverlast, overlast door bevoorrading en de ruime openingstijden van de voorziene supermarkt, geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.
2.6.1. Hetgeen Vinkeveen Supermarkt heeft aangevoerd biedt onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte geen akoestisch onderzoek heeft laten verrichten. Het bouwplan ziet op een verbouwing van bestaande woningen en voorziet voorts in een herverdeling van de reeds bestaande ruimte ten behoeve van detailhandel op de begane grond. Het college heeft zich, gelet op de aard van het bouwplan, op het standpunt kunnen stellen dat een onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder naar de geluidsbelasting op de gevels van de onderhavige woningen als gevolg van het wegverkeer niet is vereist.
2.6.2. Het door Vinkeveen Supermarkt aangevoerde biedt voorts geen grond voor het oordeel dat het bouwplan in strijd is met de Structuurvisie Centrum Vinkeveen van augustus 2007 (hierna: de Structuurvisie) en dat het college de gevolgen voor het parkeren in de omgeving, alsmede de gevolgen van het laden en lossen ten behoeve van de supermarkt onvoldoende heeft onderzocht. Vinkeveen Supermarkt heeft gewezen op een passage in de Structuurvisie met betrekking tot uitbreiding van de bestaande winkelfunctie ter plaatse van de Herenweg. Hierin is opgenomen dat faciliterend wordt opgetreden, dat de beperkte fysieke ruimte, bereikbaarheid en parkeren hierbij een beperking kunnen zijn en dat uitbreidingswensen van zittende ondernemers individueel beoordeeld zullen worden. Voor het oordeel dat sprake is van strijd met de Structuurvisie, omdat het college de gevolgen van realisering van het bouwplan ten aanzien van voornoemde aspecten onvoldoende zou hebben onderzocht bestaan onvoldoende aanknopingspunten. Het is niet gebleken dat het college niet heeft onderkend dat de beperkte fysieke ruimte, bereikbaarheid en parkeren relevante aspecten zijn in het geval van een uitbreiding van de bestaande winkelfunctie als de onderhavige. Het heeft hierin, gelet op het navolgende, evenwel geen aanleiding gezien om geen medewerking te verlenen aan het project.
Het college heeft zich met betrekking tot de beperkte fysieke ruimte op het standpunt gesteld dat het bouwplan een naadloze inpassing in de omgeving betreft, nu het gaat om de verbouw van twee bestaande winkelpanden met behoud van de bestaande bouwmassa en contouren en een voortzetting van de twee bestaande hoofdfuncties, detailhandel en wonen. Er is geen grond voor het oordeel dat het college zich niet op dit standpunt heeft kunnen stellen.
Hetgeen Vinkeveen Supermarkt aanvoert biedt voorts onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 juni 2009 in zaak nr.
200807766/1/H1), behoort bij de beoordeling of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan. Een reeds bestaand tekort kan als regel buiten beschouwing worden gelaten. Anders dan in de verkeerskundige rapporten van Arthic van 20 augustus 2010 en 2 februari 2011 is geconcludeerd, voorziet het bouwplan in een uitbreiding van een reeds bestaande winkelfunctie, zodat het college voor de vaststelling van de ten gevolge van het bouwplan benodigde parkeergelegenheid slechts hoefde uit te gaan van de functieuitbreiding. Dat het pand feitelijk een periode heeft leeggestaan is in dit kader niet relevant. Niet in geschil is dat het bouwplan voorziet in 18 parkeerplaatsen en dat daarnaast nog 11 parkeerplaatsen op een naastgelegen perceel zullen worden gerealiseerd. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de parkeerbehoefte als gevolg van de realisering van het bouwplan vijf extra parkeerplaatsen bedraagt. Volgens de door Vinkeveen Supermarkt overgelegde verkeerskundige rapporten zijn in het geval van een functieuitbreiding tenminste 24 extra parkeerplaatsen nodig, waarbij tevens rekening is gehouden met compensatie van de na realisering van het bouwplan vervallen parkeerplaatsen. Daargelaten of dit minimumaantal van 24 parkeerplaatsen juist is, wordt overwogen dat daarin wordt voorzien met de 29 te realiseren parkeerplaatsen. Voorts bestaat geen grond voor het oordeel dat, zoals Vinkeveen Supermarkt betoogt, deze parkeerplaatsen niet bruikbaar zouden zijn. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat, anders dan door Vinkeveen Supermarkt is aangevoerd, geen uitritvergunning voor de parkeerplaatsen nodig is, maar op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening een melding moet worden gedaan, hetgeen op 12 oktober 2010 is gebeurd. De enkele omstandigheid dat enkele parkeerplaatsen moeilijker bereikbaar zouden zijn biedt, wat daar verder van zij, geen grond voor het oordeel dat de parkeerplaatsen onbruikbaar en derhalve niet beschikbaar zouden zijn.
Het door Vinkeveen Supermarkt aangevoerde biedt voorts onvoldoende grond voor het oordeel dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat laden en lossen ten behoeve van de op het perceel te vestigen supermarkt plaats zal kunnen vinden op eigen terrein. Zoals de voorzitter van de Afdeling in de uitspraak van 4 maart 2011 in zaak nr.
201101672/2/H1heeft overwogen, is door de exploitant van de op de percelen gevestigde supermarkt, [exploitant], medegedeeld dat bevoorrading door vrachtwagens met een lengte zoals afgebeeld op de situatieschets bij het rapport van Arthic van 2 februari 2011 uitsluitend om 7.00 uur 's ochtends voor opening van de winkel zal plaatsvinden, zodat gebruik kan worden gemaakt van de parkeerplaatsen op eigen terrein en dat tijdens openingstijden van de winkel de bevoorrading zal plaatsvinden door vrachtwagens met een lengte van maximaal 12 m, die niet uitsteken over het trottoir en de Kerklaan.
Voor zover Vinkeveen Supermarkt verwijst naar de aan [vergunninghouder] en [exploitant] opgelegde lasten onder dwangsom van 13 april 2011 met betrekking tot het bouwen en gebruik op het perceel Kerklaan 1 ten behoeve van de op de onderhavige percelen gevestigde supermarkt, waaruit onder meer zou blijken dat het laden en lossen niet op het eigen terrein plaatsvindt en dat de fysieke ruimte die de percelen bieden onvoldoende is voor de exploitatie van de supermarkt, wordt overwogen dat het onderwerp van geschil in deze procedure de rechtmatigheid van het besluit van 6 juli 2010 is en dat de vraag of de feitelijke situatie in overeenstemming is met dit besluit, een handhavingskwestie betreft die als zodanig buiten het toetsingskader van deze procedure valt.
2.6.3. Nu de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien voor het oordeel dat het college de geluidsaspecten van het bouwplan onvoldoende heeft onderzocht en terecht heeft overwogen dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en laden en lossen op het eigen terrein kan plaatsvinden, bestaat geen grond voor het oordeel dat de gevolgen van de realisering van het bouwplan in de zin van een toename van de geluidhinder, parkeeroverlast en verkeersproblematiek zodanig zijn dat geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat zou kunnen worden gegarandeerd, zoals Vinkeveen Supermarkt betoogt. In de enkele stelling dat de supermarkt ruime openingstijden heeft, kan evenmin grond worden gevonden voor een dergelijk oordeel.
2.7. Het betoog van Vinkeveen Supermarkt dat ten onrechte geen bodem- en ecologieonderzoek zijn verricht is een herhaling van hetgeen zij bij de rechtbank heeft aangevoerd. De rechtbank heeft dit betoog in de aangevallen uitspraak gemotiveerd beoordeeld en daarin geen aanleiding gevonden voor gegrondverklaring van het beroep. Vinkeveen Supermarkt heeft niet uiteengezet dat en waarom de desbetreffende overwegingen van de rechtbank onjuist zijn. In het hoger beroep is derhalve ook in zoverre geen grond gelegen voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.8. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk voor zover ingediend door Super de Boer Winkels. Het hoger beroep is ongegrond voor zover ingediend door Vinkeveen Supermarkt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep, voor zover ingediend door Super de Boer Winkels niet-ontvankelijk;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Kos
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2011