ECLI:NL:RVS:2011:BU3734

Raad van State

Datum uitspraak
9 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011588/1/T1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over goedkeuring bestemmingsplan Dronten - Kantoorvilla's De West (2020)

In deze tussenuitspraak van de Raad van State, gedateerd 9 november 2011, wordt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Flevoland om goedkeuring te verlenen aan het bestemmingsplan "Dronten - Kantoorvilla's De West (2020)" beoordeeld. Het college had op 7 oktober 2010 besloten om goedkeuring te verlenen aan het door de gemeenteraad van Dronten vastgestelde bestemmingsplan. Dit besluit werd aangevochten door een groep appellanten, die zich zorgen maakten over de gevolgen van het plan voor hun woonomgeving.

De appellanten stelden dat de locatie niet geschikt was voor de geplande kantoorvilla's en dat er geen behoefte aan was. Ze voerden aan dat er geen koopovereenkomst was gesloten met een ontwikkelaar en dat het rioleringsstelsel niet berekend was op de aansluiting van de nieuwe gebouwen. Ook maakten ze zich zorgen over de bereikbaarheid van de panden voor hulpdiensten en de impact van meerdere bedrijven in de kantoorvilla's.

De Raad van State oordeelde dat het college de taak heeft om te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling bestuursrechtspraak concludeerde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom de bereikbaarheid voor hulpdiensten gewaarborgd was. De Raad droeg het college op om dit gebrek te herstellen binnen zes weken na de uitspraak. De einduitspraak zal later beslissen over de proceskosten en de vergoeding van griffierechten.

Uitspraak

201011588/1/T1/R2.
Datum uitspraak: 9 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Flevoland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 oktober 2010 (kenmerk: 1050994) heeft het college besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Dronten bij besluit van 28 januari 2010 (kenmerk B09.001615) vastgestelde bestemmingsplan "Dronten - Kantoorvilla's De West (2020)".
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 december 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft bij brief van 17 december 2010 stukken die op de zaak betrekking hebben ingediend. Voor zes stukken heeft de raad verzocht om geheimhouding, als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Bij beslissing van 20 januari 2010 heeft een andere kamer van de Afdeling het verzoek om geheimhouding ten aanzien van vijf stukken afgewezen en de stukken retour gezonden. Ten aanzien van het stuk inzake de grondexploitatie is het verzoek ingewilligd. De betrokken partijen is gevraagd om toestemming om mede op grondslag van de geheim te houden informatie in dit stuk uitspraak te doen.
[appellanten] hebben toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2011, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.G. Vuuregge, werkzaam bij de provincie, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. van Keeken, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State (hierna: WRvS), voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
Ontvankelijkheid
2.2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.1. Vos heeft bij brief van 29 november 2010, namens een aantal bewoners die zich de 'Samenwerkende Verontruste Burgers van Dronten' noemen, beroep ingesteld. Het beroep moet worden geacht te zijn ingesteld door de natuurlijke personen die het beroepschrift hebben ondertekend en namens wie blijkens een machtiging beroep is ingesteld.
[appellanten sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5], [appellant sub 6]. [appellant sub 7], [appellanten sub 8], [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 11], [appellanten sub 12], [appellant sub 13], [appellant sub 14], [appellant sub 15], [appellant sub 16], [appellant sub 17], [appellanten sub 18], [appellant sub 19], [appellanten sub 20], [appellant sub 21], [appellant sub 22], [appellant sub 23], [appellant sub 24], [appellant sub 25], [appellanten sub 26], [appellanten sub 27], [appellant sub 28], [appellanten sub 29] hebben [appellant] blijkens de ingestuurde machtigingen gemachtigd om namens hen beroep in te stellen.
Voor zover het beroep van [appellanten] is ingesteld door [appellant sub 3], [appellant sub 5], [appellanten sub 12], [appellant sub 23], [appellant sub 24], [appellanten sub 26], [appellanten sub 27], en [appellant sub 28], overweegt de Afdeling dat de woningen van deze personen op een zodanige afstand van de beide delen van het plangebied liggen dat niet kan worden verwacht dat zij ter plaatse van hun woning gevolgen zullen ondervinden. Voorts hebben deze personen geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmeer zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hen rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende. De conclusie is dat voornoemde personen geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat zij daartegen ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), geen beroep kunnen instellen. Het beroep van [appellanten] zal in de einduitspraak in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
Inhoudelijk
2.3. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb, rust op het college de taak om
- in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.4. Van de vijf kantoorvilla's waar het plan, ter uitvoering van de Kantorenvisie Dronten, in voorziet, zullen er vier aan de westkant van de Planetenbuurt komen en één aan de noord-oostzijde.
De wijzigingsbevoegdheid voor een kantoorgebouw in het Beukenbosje is bij de vaststelling uit het plan verwijderd. In het vorige bestemmingsplan "Dronten Zuidelijk deel (1050)" had de locatie waarop de vier villa's zijn voorzien deels de bestemming "Groenvoorzieningen" en deels "Bos". De locatie waarop de vijfde villa is voorzien had deels de bestemming "Groenvoorzieningen" en deels "Verblijfsdoeleinden". Om de kantoren mogelijk te maken, is het onderhavige plan opgesteld.
2.5. [appellanten] kunnen zich niet verenigen met het plan en verwijzen voor de gronden van het beroep in de eerste plaats naar de bij het college ingediende bedenkingen. Verder voeren zij aan dat de locatie volgens bureau Witpaard niet geschikt is voor kantoren en dat de behoefte hieraan ontbreekt. Daarnaast stellen [appellanten] zich op het standpunt dat er nog geen koopovereenkomst is gesloten met een ontwikkelaar, dat het rioleringsstelsel niet berekend is op de aansluiting van de kantoorvilla's en dat de panden aan twee kanten bereikbaar zouden moeten zijn voor hulpdiensten. Tot slot betogen ze dat het gebruik van de panden door meerdere bedrijven extra bezwaarlijk is en dat de bereikbaarheid van de panden door infrastructurele wijzigingen zal afnemen, hetgeen gevolgen zal hebben voor de exploitatie.
2.6. Het plan past volgens het college in het provinciale beleid en de verwachte behoefte aan kantoorlocaties in Dronten. Nu het door [appellanten] aangehaalde onderzoek van bureau Witpaard volgens de raad inmiddels is achterhaald, wordt daar in het plan niet meer naar verwezen. Het college acht het plan vanuit ruimtelijk oogpunt acceptabel en heeft geen aanleiding gezien om aan het plan goedkeuring te onthouden.
2.6.1. Voor zover [appellanten] in het beroepschrift verwijzen naar de inhoud van de bedenkingen, overweegt de Afdeling dat in de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze bedenkingen. [appellanten] hebben in het beroepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende bedenkingen in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Dit betoog faalt.
2.6.2. In het Omgevingsplan Flevoland, vastgesteld op 2 november 2006, is het integrale omgevingsbeleid neergelegd voor de periode 2006-2010, met een doorkijk naar 2015. Uit dit plan volgt dat de provincie streeft naar een voortgaande groei in Flevoland, zodanig dat inwonertal, verbindingen, voorzieningenniveau, werkgelegenheid en inkomensvorming goed op elkaar zijn afgestemd. De kwantitatieve behoefte aan werklocaties binnen de provincie is inzichtelijk gemaakt in de Visie werklocaties Flevoland 2020 van maart 2005. Hierin is opgenomen dat de totale uitbreidingsvraag voor kantoren in Flevoland in 2020 naar verwachting tussen de 700.000 en 1.000.000 m2 bvo bedraagt. Hier staan volgens de visie ruim voldoende plannen tegenover. Ook de kantoorlocaties die dit plan mogelijk maakt zijn hierbij opgenomen.
Het gemeentelijke beleid is gericht op het creëren van een gedifferentieerder aanbod in kantoorlocaties waarmee tegemoet kan worden gekomen aan de vraag naar kantoorruimte, nu gebleken is dat de kantoorsector de grootste groeisector zal zijn van de komende decennia en het aantal bedrijven dat zich in Flevoland vestigt, blijft groeien.
Het standpunt van het college en de raad, dat het plan past binnen het provinciale en gemeentelijke beleid, is door [appellanten] niet voldoende gemotiveerd bestreden. Tevens is ter zitting door de raad toegelicht dat er een specifieke behoefte bestaat aan hoogwaardige kantoorlocaties, die andere bedrijven aantrekken dan reeds bestaande kantoorlocaties. Mede gezien deze specifieke behoefte acht de Afdeling het niet onredelijk om deze vestigingslocaties aan kantoren te bieden. Het betoog dat de behoefte aan de kantoorvilla's ontbreekt en dat de locatie ongeschikt is, faalt.
2.6.3. Uit het door de raad nader ingediende stuk blijkt dat, in tegenstelling tot hetgeen [appellanten] betogen, sprake is van een koopovereenkomst tussen de gemeente en een ontwikkelaar inzake de gronden in het plangebied. De raad heeft aangegeven te verwachten andere ontwikkelaars te vinden als de huidige overeenkomst niet zou worden nagekomen. De Afdeling is van oordeel dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat hieruit, in samenhang met de opgestelde grondexploitatie, volgt dat de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende is gewaarborgd. Dit betoog faalt.
2.6.4. Ten aanzien van het betoog van [appellanten] dat het rioleringsstelsel van de Planetenbuurt de aansluiting van de kantoorvilla's niet aan zal kunnen, stelt het college dat er sprake zal zijn van een gescheiden stelsel. Het water van de nieuw aan te leggen verhardingen in het gebied wordt daarmee naar het nabijgelegen oppervlaktewater afgevoerd. Niet is aannemelijk gemaakt dat de toevoeging van de vijf kantoorvilla's problemen zal opleveren voor het rioleringsstelsel van de Planetenbuurt. Dit betoog faalt.
2.6.5. Door [appellanten] is niet nader gemotiveerd waarom het gebruik van de panden door meerdere bedrijven extra bezwaarlijk zou zijn. Het aantal bedrijven per kantoorvilla is niet ruimtelijk relevant. Bovendien is het niet de bedoeling geweest dat de kantoorvilla's gebruikt zouden worden door slechts één bedrijf. Dit betoog faalt.
2.6.6. Verder betogen [appellanten] dat de bereikbaarheid van de kantoorvilla's per openbaar vervoer door infrastructurele wijzigingen zal afnemen, hetgeen gevolgen zal hebben voor de exploitatie. Ter zitting is echter door het college en de raad toegelicht dat, ondanks de plaats van het nieuwe station, de bereikbaarheid van de kantoorvilla's per openbaar vervoer gewaarborgd zal blijven. Dit betoog faalt.
2.6.7. De ontsluiting van het plangebied vindt voor de vier westelijk te realiseren kantoorvilla's plaats door middel van een doodlopende weg die aansluit op de Eskimolaan en vervolgens op een rotonde. [appellanten] betogen dat deze kantoorvilla's aan twee kanten bereikbaar zouden moeten zijn voor hulpdiensten.
Het college is in zijn besluit noch in zijn verweerschrift ingegaan op dit punt. Van de kant van de raad kon ter zitting geen zekerheid worden verkregen over de vraag of het plan ter advisering aan de brandweer is voorgelegd. De raad heeft alleen gesteld dat er geen wettelijke verplichting tot de aanleg van twee ontsluitingen is. Gezien de onduidelijkheid op dit punt en het belang van een goede bereikbaarheid voor hulpdiensten had het op de weg van het college gelegen hiernaar onderzoek te doen en te motiveren waarom in dit geval een goede bereikbaarheid is verzekerd. Nu dit niet is gebeurd, is het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb. Dit betoog slaagt.
Conclusie
2.7. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding het college op de voet van artikel 46, zesde lid, van de WRvS op te dragen het hierboven genoemde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
Het college dient daartoe, met inachtneming van hetgeen in 2.6.7. is overwogen, alsnog te onderzoeken of de bereikbaarheid van de vier westelijk gelegen kantoorvilla's voor de hulpdiensten voldoende is en op grond van de uitkomsten van dat onderzoek het besluit alsnog toereikend te motiveren, dan wel een nieuw besluit te nemen. In het laatste geval dient het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden.
2.8. In de einduitspraak wordt beslist over de proceskosten en de vergoeding van betaalde griffierechten.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
draagt het college van gedeputeerde staten van Flevoland op om binnen 6 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen in 2.6.7. is overwogen:
1. alsnog te onderzoeken of de bereikbaarheid van de vier westelijk gelegen kantoorvilla's voor de hulpdiensten voldoende is en op grond van de uitkomsten van dat onderzoek het besluit alsnog toereikend te motiveren, dan wel een nieuw besluit te nemen. In het laatste geval dient het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden;
2. de uitkomst aan de Afdeling mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Troost
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 november 2011
234-706.