ECLI:NL:RVS:2011:BU3711

Raad van State

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102158/2/H4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake wijziging luchtbehandelingssysteem varkenshouderij te Etten-Leur

Op 1 november 2011 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door [verzoeker] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur, dat op 11 mei 2010 een verklaring had afgegeven in het kader van de Wet milieubeheer. Dit besluit betrof de wijziging van een luchtbehandelingssysteem in een varkenshouderij op het perceel [locatie] te Etten-Leur.

[Verzoeker] had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat door het college op 21 december 2010 ongegrond was verklaard. Vervolgens verzocht [verzoeker] op 11 juli 2011 de voorzitter om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat het nieuwe chemische luchtwassysteem in stal 1 zou worden vervangen door het oude spoelgotensysteem. Tijdens de zitting op 19 oktober 2011 werd het verzoek behandeld, waarbij zowel [verzoeker] als het college, vertegenwoordigd door mr. ing. C.P.J. Vissers, aanwezig waren. Ook [vergunninghouder], bijgestaan door mr. G. van den Waardenburg, was ter zitting aanwezig.

De voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij concludeerde dat, indien het bestreden besluit zou worden geschorst, de chemische luchtwasser zonder de vereiste verklaring aanwezig zou zijn, wat niet het doel van [verzoeker] was. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 november 2011.

Uitspraak

201102158/2/H4.
Datum uitspraak: 1 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Etten-Leur,
en
het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 mei 2010 heeft het college een verklaring gegeven als bedoeld in artikel 8.19, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer met betrekking tot het veranderen van de door [vergunninghouder] gedreven inrichting op het perceel [locatie] te Etten-Leur.
Bij besluit van 21 december 2010, verzonden op 4 januari 2011, heeft het college, voor zover van belang, het door onder meer [verzoeker] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 februari 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juli 2011, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 oktober 2011, waar [verzoeker], en het college, bijgestaan door mr. ing. C.P.J. Vissers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vergunninghouder, bijgestaan door mr. G. van den Waardenburg, advocaat te Nijmegen, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [vergunninghouder] drijft op het perceel een varkenshouderij. Bij besluit van 23 december 2005 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan [vergunninghouder] een revisievergunning verleend als bedoeld in artikel 8.4 van de Wet milieubeheer. De melding heeft betrekking op een verandering van het in stal 1 aanwezige luchtbehandelingssysteem. Het bestaande spoelgotensysteem wordt gewijzigd in een chemisch luchtwassysteem.
2.3. [verzoeker] heeft ter zitting te kennen gegeven dat het spoedeisend belang voor hem is gelegen in de vrees dat de reeds in stal 1 gerealiseerde chemische luchtwasser weer wordt vervangen door het oude spoelgotensysteem. Hij wijst er in dit verband op dat de op 23 december 2005 aan [verzoeker] verleende revisievergunning dat mogelijk maakt.
2.4. De voorzitter overweegt, naar aanleiding van het verhandelde ter zitting, dat indien het bestreden besluit zou worden geschorst, de reeds in stal 1 aangebrachte chemische luchtwasser zonder de daartoe vereiste verklaring aanwezig zou zijn en alleen het spoelgotensysteem zou zijn toegelaten. Derhalve kan [verzoeker] met zijn verzoek om voorlopige voorziening niet bereiken hetgeen hij ermee beoogt. Gelet hierop ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat onverwijlde spoed vereist dat een voorlopige voorziening wordt getroffen.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W. Heijninck, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Heijninck
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2011
552.