ECLI:NL:RVS:2011:BU3501
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H.G. Lubberdink
- I.S. Vreken Westra
- Rechtspraak.nl
Intrekking vertrekmoratorium voor Somalische vreemdelingen en voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de Raad van State op 28 oktober 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van een vreemdeling van Somalische nationaliteit. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke was afgewezen door de staatssecretaris van Justitie op 22 december 2008. De rechtbank 's Gravenhage had het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard op 3 november 2010. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat de verstrekkingen zouden worden beëindigd tijdens de behandeling van het hoger beroep.
De Raad van State overwoog dat de intrekking van het vertrekmoratorium voor Somalische vreemdelingen, die op 7 oktober 2011 in werking trad, niet automatisch leidde tot een spoedeisend belang voor de vreemdeling. De Raad stelde vast dat er geen concrete mededeling aan de vreemdeling was gedaan over wanneer de verstrekkingen zouden worden beëindigd. Hierdoor was het niet duidelijk wanneer de vreemdeling daadwerkelijk in de problemen zou komen. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een spoedeisend belang in het bestuursrecht en de noodzaak van duidelijke communicatie naar vreemdelingen over hun rechtspositie. De beslissing van de Raad van State is een belangrijke uitspraak in het vreemdelingenrecht, vooral in het licht van de veranderende wetgeving en beleid omtrent asiel en verblijf.