201002954/1/M3.
Datum uitspraak: 2 november 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
2. [appellant sub 2a] en [appellant sub 2b] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
3. [appellant sub 3], wonend te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
4. [appellant sub 4a] en [appellant sub 4b] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 4]), wonend te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
5. de stichting Stichting Rondweg Oudenbosch (hierna: de Stichting), gevestigd te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
6. [appellant sub 5a] en [appellant sub 5b] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 5]), wonend te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
7. Boomkwekerij Vecoplant, gevestigd te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
8. [appellant sub 8a] en [appellant sub 8b] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 8]), wonend te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
appellanten,
de raad van de gemeente Halderberge,
verweerder.
Bij besluit van 4 februari 2010 heeft de raad van de gemeente Halderberge het bestemmingsplan "Rondweg Oudenbosch" vastgesteld. Dit besluit is op 18 februari 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 maart 2010, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 maart 2010, [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 maart 2010, [appellant sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 maart 2010, de Stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2010, [appellant sub 5] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2010, Vecoplant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2010, en [appellant sub 8] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op 1 maart 2011 ter zitting gevoegd behandeld met zaak
201003194/1/M3, waar [appellant sub 1], in persoon en bijgestaan door mr. E.T. Stevens, [appellant sub 2], in persoon, [appellant sub 3], in persoon en bijgestaan door mr. B.J. Bollen, advocaat te Tilburg, de Stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigden], [appellant sub 8] en [appellant sub 8b], vertegenwoordigd door mr. E.T. Stevens, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Timmermans, A.M.J. Veraart, en J.W. van den Boogert, allen werkzaam bij de gemeente, en mr. M.E.C. Mutsaers, werkzaam bij Ingenieursbureau Oranjewoud, zijn verschenen.
Tevens is [partij], bijgestaan door mr. ir. J.L. Mieras, ter zitting als partij gehoord.
Na de behandeling ter zitting heeft de Afdeling de zaken weer gesplitst.
Bij tussenuitspraak van 27 april 2011 met nummer
201002954/1/T1/M3heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 13 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 4 februari 2010 te herstellen.
Bij brief van 27 mei 2011, bij de Raad van State ingekomen op 30 mei 2011, heeft de raad te kennen gegeven dat hij aanvullend onderzoek heeft verricht en dat de resultaten geen aanleiding geven om de planregeling te wijzigen.
Bij brieven van 7 juni 2011 zijn [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], de Stichting, [appellant sub 5], Vecoplant en [appellant sub 8] in de gelegenheid gesteld hun zienswijze hierover naar voren te brengen. [appellant sub 4] heeft bij brief van 29 juni 2011 een zienswijze naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
2.1. In de tussenuitspraak van 27 april 2010 heeft de Afdeling overwogen dat de raad het bestreden besluit op de drie volgende punten in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht heeft genomen.
2.1.1. Ten eerste heeft de raad een deel van het grondgebied van [appellant sub 1] niet tot de huiskavel gerekend, terwijl deze gronden direct grenzen aan het gebied dat volgens de raad de huiskavel is. Tevens is gebleken dat de raad heeft nagelaten de omvang van de huiskavel van [appellant sub 1] nader te onderzoeken, zodat twijfelachtig is of de omvang van de huiskavel waarvan in het bestemmingsplan is uitgegaan, juist bepaald is.
2.1.2. De Afdeling heeft voorts overwogen dat uit de toelichting bij het bestemmingsplan, uit andere stukken noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de raad heeft onderzocht of gebruik van de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid kan leiden tot belemmeringen voor de bedrijfsvoering van Vecoplant en of de wijzigingsbevoegdheid in verband daarmee in relatie tot de belangen van Vecoplant door voldoende objectieve normen is begrensd.
2.1.3. De Afdeling heeft ten derde overwogen dat ook ten aanzien van een in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid bij de vaststelling van het plan aannemelijk dient te zijn dat niet op voorhand is te verwachten dat de Flora- en faunawet aan de door de wijziging mogelijk te maken bestemming in de weg staat. Ten aanzien van het wijzigingsgebied "wro-zone wijzigingsgebied 1" had de raad geen onderzoek gedaan naar het voorkomen van beschermde vleermuizen.
2.1.4. Naar aanleiding hiervan heeft de Afdeling de raad op de voet van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State opgedragen deze gebreken in het bestreden besluit binnen 13 weken na de verzending van de tussenuitspraak te herstellen door:
- Met inachtneming van de overwegingen 2.16.2, en 2.17.3 en 2.18.2 van de tussenuitspraak:
1. alsnog onderzoek te doen naar de omvang van de huiskavel van [appellant sub 1] en mede gelet daarop opnieuw de gevolgen van het bestemmingsplan voor deze huiskavel af te wegen;
2. nader onderzoek te doen naar de gevolgen voor de bedrijfsvoering van Vecoplant van de wijzigingsbevoegdheid voor het perceel op de plankaart "wro-zone wijzigingsgebied 1" in samenhang met artikel 3.5.3 van de planvoorschriften en opnieuw te beoordelen of deze wijzigingsbevoegdheid voldoende objectief is begrensd;
3. alsnog te onderzoeken of aannemelijk is dat de Flora- en faunawet niet aan de uitoefening van de wijzigingsbevoegdheid voor het perceel op de plankaart "wro-zone wijzigingsgebied 1" in samenhang met artikel 3.5.3 van de planvoorschriften in de weg staat.
Zo nodig dient de raad, zonder dat daarbij toepassing behoeft te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, het bestreden besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling. In dat geval dient het nieuwe besluit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden.
- De Afdeling de uitkomst mede te delen.
2.2. Ten aanzien van de huiskavel van [appellant sub 1] stelt de raad dat uit het aanvullend onderzoek is gebleken dat deze huiskavel 5,1032 hectare kleiner wordt. Deze gronden zullen worden verworven op basis van volledige schadeloosstelling. De resterende huiskavel van 15,1538 hectare blijft volgens de raad voldoende voor de uitvoering van het volwaardig agrarisch melkveebedrijf van [appellant sub 1]. Daarnaast is de gemeente met [appellant sub 1] in overleg over de beschikbaarheid van vervangende gronden in de nabijheid, aldus de raad.
Deze conclusie is niet bestreden, zodat er geen aanleiding is te oordelen dat het aanvullend onderzoek naar de gevolgen voor de huiskavel tekortschiet, of dat de raad de planregeling ter zake had moeten wijzigen.
2.3. De raad heeft de mogelijke gevolgen van het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid voor de bedrijfsvoering van Vecoplant onderzocht. De conclusie is dat het bedrijf Vecoplant is gesitueerd op een afstand van 230 meter van het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid rust. Gelet daarop acht de raad het niet aannemelijk dat de bedrijfsvoering van Vecoplant door gebruik van de wijzigingsbevoegdheid kan worden geraakt.
Deze bevindingen zijn niet bestreden.
2.4. Ter voldoening aan de opdracht om alsnog te onderzoeken of de Flora- en Faunawet niet aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in het gebied "wro-zone wijzigingsgebied 1" in de weg staat, heeft de raad een aanvullend memo ingediend. Volgens dit memo heeft een ecoloog van advies- en ingenieursbureau Oranjewoud een terreinbezoek uitgevoerd op 10 mei 2011. Bij dit bezoek zijn volgens dit memo geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Voor de aangetroffen en te verwachten diersoorten geldt volgens het memo een vrijstelling als bedoeld in de Flora- en Faunawet. Het gebied wordt mogelijk gebruikt als foerageergebied door vleermuizen, maar een negatief effect wordt niet verwacht omdat geen verblijfplaatsen zijn aangetroffen, geen foerageerplaatsen verdwijnen en geen vliegroutes worden doorsneden, aldus het aanvullend memo.
2.4.1. [appellant sub 4] heeft in zijn zienswijze aangevoerd dat een memo met het briefhoofd van de gemeente Halderberge, waarin de bevindingen van een niet met name genoemde ecoloog van Oranjewoud worden weergegeven, niet kan worden aangemerkt als een onafhankelijk en onpartijdig expertiserapport. Hij stelt dezelfde dag in het plangebied te hebben gekeken en onder meer eekhoorns en vleermuizen te hebben gezien. Volgens hem wordt dit standpunt onderbouwd door eerder in deze procedure door belangenorganisaties ingebrachte bevindingen.
2.4.2. Zoals in de tussenuitspraak is overwogen, diende bij de vaststelling van het bestemmingsplan te worden onderzocht of niet op voorhand te verwachten was dat de Flora- en faunawet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. In beginsel volstaat een terreinopname met de conclusies zoals weergegeven in het memo om aannemelijk te maken dat dit niet het geval is. De door [appellant sub 4] gestelde waarnemingen zijn daarmee niet in strijd. Dat [appellant sub 4] vleermuizen en eekhoorns heeft gezien, bevestigt immers slechts dat het gebied mogelijk als foerageergebied wordt gebruikt, hetgeen niet afdoet aan de verdere conclusies van het rapport. Ten aanzien van de door [appellant sub 4] genoemde bevindingen van belangenorganisaties constateert de Afdeling dat ten behoeve van het beroep geen natuurrapport ten aanzien van het wijzigingsgebied is aangeleverd, en dat niet duidelijk is op welke bevindingen [appellant sub 4] doelt. [appellant sub 4] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het aanvullende onderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet onzorgvuldig is en dat de uitkomsten daarvan ontoereikend gemotiveerd zijn.
2.5. Gelet op de overwegingen 2.16.2, en 2.17.3 en 2.18.2 van de tussenuitspraak is het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid, hetgeen in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De beroepen zijn gegrond. Het besluit van 4 februari 2010 dient wegens strijd met 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
2.6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de raad alsnog voldoende onderzoek verricht en de daarop gebaseerde conclusies toereikend gemotiveerd. De Afdeling zal daarom bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit geheel in stand blijven.
2.7. De raad van de gemeente Halderberge dient ten aanzien van [appellant sub 1], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 8] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Omdat de onderhavige zaak en de zaak met nr.
201003194/1/M3gevoegd op de zitting van 1 maart 2011 zijn behandeld en het college van burgemeester en wethouders in die zaak in de bij [appellant sub 2] en Zimmermann in verband met de behandeling van het beroep opgekomen reis- en verletkosten is veroordeeld, bestaat in deze zaak ten aanzien van hen geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
2.8. Ten aanzien van [appellant sub 5], de Stichting en Vecoplant is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Halderberge van 4 februari 2010;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Halderberge tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
veroordeelt de raad van de gemeente Halderberge tot vergoeding van bij [appellant sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 901,71 (zegge: negenhonderdeen euro en eenenzeventig cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
veroordeelt de raad van de gemeente Halderberge tot vergoeding van bij [appellant sub 4a] en [appellant sub 4b] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdt jegens de ander;
veroordeelt de raad van de gemeente Halderberge tot vergoeding van bij [appellant sub 8a] en [appellant sub 8b] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdt jegens de ander;
V. gelast dat de raad van de gemeente Halderberge aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 1], € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 2a] en [appellant sub 2b], € 150,00, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdt jegens de ander, (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 3], € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 4a] en [appellant sub 4b], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdt jegens de ander, € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) voor de stichting Stichting Rondweg Oudenbosch, € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 5a] en [appellant sub 5b], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdt jegens de ander, € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) voor Boomkwekerij Vecoplant en € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 8a] en [appellant sub 8b], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdt jegens de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Postma
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2011