ECLI:NL:RVS:2011:BU2849
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- C.J. Borman
- A.B.M. Hent
- Rechtspraak.nl
Regulering van identiteitscontroles in grensgebieden en de rechtsgeldigheid van de Vreemdelingenwet 2000
In deze uitspraak van de Raad van State op 20 oktober 2011, met zaaknummer 201108181/1/V4, werd het hoger beroep van de minister voor Immigratie en Asiel behandeld. De zaak betreft de vreemdelingenbewaring van een vreemdeling die op 14 juli 2011 tijdens een Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) controle staande werd gehouden. De minister betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de invoering van artikel 4.17a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) niet voldeed aan de waarborgen die door het Hof van Justitie van de Europese Unie waren geformuleerd. De rechtbank had geoordeeld dat de controles niet voldoende rekening hielden met het gedrag van de betrokkenen en specifieke omstandigheden, waardoor het effect van de controles gelijk zou zijn aan dat van grenscontroles.
De Raad van State oordeelde dat de grief van de minister slaagde. De Afdeling bestuursrechtspraak concludeerde dat artikel 4.17a van het Vb 2000, dat de intensiteit en frequentie van MTV-controles reguleert, voldoet aan de eisen van het arrest van het Hof. De Afdeling benadrukte dat de controlebevoegdheid zodanig moet worden gereguleerd dat deze niet hetzelfde effect heeft als een grenscontrole. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard. De Raad van State bevestigde dat de vreemdeling in vreemdelingenbewaring kon worden gesteld, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder het ontbreken van identiteitspapieren en een vaste verblijfplaats.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de uitvoering van identiteitscontroles in grensgebieden en de naleving van Europese regelgeving omtrent vreemdelingenbewaring. De Raad van State bevestigde dat de wetgeving in overeenstemming moet zijn met de waarborgen die zijn vastgesteld door het Hof van Justitie, om te voorkomen dat nationale regelingen leiden tot onterecht strenge controles die de rechten van vreemdelingen in gevaar kunnen brengen.