201107839/2/R3.
Datum uitspraak: 21 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te Berghem, gemeente Oss,
de raad van de gemeente Oss,
verweerder.
Bij besluit van 19 mei 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Fietspad Willandstraat-Berghem-2011" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juli 2011, beroep ingesteld.
In de brief waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoekers] tevens de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 oktober 2011, waar [verzoeker A], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A. Kroesen en ir. J.P.H. Chatrou, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de aanleg van een vrijliggend fietspad ten noorden van de Willandstraat en ten zuiden van het perceel van [verzoeker A] aan de [locatie 1] en het perceel van [verzoeker B] aan de [locatie 2].
2.3. [verzoekers] betogen dat de raad het plan ten onrechte heeft vastgesteld en beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding hiervan te voorkomen. Zij voeren onder meer aan dat het plan in strijd met het vertrouwensbeginsel is vastgesteld, nu uit een brief van 15 oktober 2007 van de gemeente naar aanleiding van een informatiebijeenkomst kon worden opgemaakt dat het fietspad niet zou worden aangelegd.
2.3.1. Uit de genoemde brief volgt dat naar aanleiding van gebleken weerstand tegen een vrijliggend fietspad op dat moment is besloten om dit fietspad niet aan te leggen, maar dat nader onderzoek zou gaan plaatsvinden op welke manier de Willandstraat ingericht zou kunnen worden.
[verzoekers] hebben niet aannemelijk hebben gemaakt dat in de brief zodanige toezegging van de raad staat dat zij daaraan een gerechtvaardigd vertrouwen hebben mogen ontlenen dat niet op enig moment zou worden voorzien in de aanleg van een vrijliggend fietspad.
2.4. [verzoekers] voeren voorts aan dat geen behoefte bestaat aan het fietspad, nu de Willandstraat als 30 km-zone al voldoende veilig is. Bovendien maakt het fietsverkeer niet veelvuldig gebruik van de Willandstraat. Verder voeren zij aan dat de door hen aangedragen veiligere alternatieven niet voldoende zijn onderzocht.
2.4.1. De raad voert aan dat is gekozen voor een vrijliggend fietspad vanwege het veelvuldig fietsverkeer van met name schoolgaande kinderen op de Willandstraat en de raad baseert zich hiervoor op recente verkeerstellingen. Op de Willandstraat wordt vaak, ondanks de aanwezige belemmeringen, harder gereden dan 30 kilometer per uur, hetgeen met name tijdens de piekmomenten een voor fietsers onveilige situatie creëert.
De raad stelt de aangedragen alternatieven voldoende te hebben onderzocht en heeft met name vanwege een door de dorpsraad en het bestuur van de Horizonschool Zuiderlicht uitgesproken voorkeur gekozen voor dit vrijliggende fietspad. De alternatieve voorgestelde routes zijn niet de kortste routes en zullen niet veel worden gebruikt, aldus de raad. Voorts sluit een vrijliggend fietspad goed aan op de fietsontsluitingsstructuur. Verder geeft de raad aan dat er ruimte is voor een groene afscheiding tussen het fietspad en de percelen van [verzoekers].
2.4.2. [verzoekers] hebben naar het oordeel van de voorzitter niet aannemelijk gemaakt dat het fietsverkeer niet in zodanige mate van de Willandstraat gebruik maakt, dat dit het plan niet kan rechtvaardigen. Voorts hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat de Willandstraat zodanig veilig is dat de aanleg van het vrijliggende fietspad niet zou kunnen bijdragen aan een betere verkeersveiligheid. Daarbij is van belang dat tijdens de informatiebijeenkomsten door met name de dorpsraad en het schoolbestuur met het oog op de veiligheid een voorkeur is uitgesproken voor een vrijliggend fietspad naast de Willandstraat. Daarnaast zijn er volgens de plantoelichting meer verkeersbewegingen ontstaan als gevolg van de nieuwe woonwijk Piekenhoef en staat in de Fietsnota Oss 2005 de bereikbaarheid voor het langzaam verkeer, met name voor verplaatsing binnen de wijk of buurt, voorop. Gelet op het voorgaande hebben [verzoekers] naar het oordeel van de voorzitter niet aannemelijk gemaakt dat de behoefte aan een vrijliggend fietspad onvoldoende is aangetoond.
2.4.3. Wat betreft het betoog dat de aangedragen alternatieven niet voldoende zijn onderzocht, overweegt de voorzitter dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beoordelingsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
Uit de nota van zienswijzen en de ter zitting gegeven toelichting, volgt dat verschillende oplossingen en routes zijn bekeken en dat uiteindelijk in het kader van verkeersveiligheid is gekozen voor de aanleg van een vrijliggend fietspad. Daarbij heeft onder meer een rol gespeeld dat verschillende partijen, zoals de dorpsraad en het betrokken schoolbestuur, hiervoor hun voorkeur hebben uitgesproken. Voorts is niet aannemelijk dat de eventuele overlast door dit fietspad niet door bijvoorbeeld de aanleg van een groene afscheiding kan worden beperkt. In hetgeen [verzoekers] hebben aangevoerd ziet de voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de aangedragen alternatieven niet voldoende in zijn afweging heeft betrokken.
2.5. Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2011