201102584/1/H1.
Datum uitspraak: 19 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Aqualux Yachtcharter B.V., gevestigd te Jirnsum, gemeente Boarnsterhim,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 14 januari 2011 in zaak nr. 10/534 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim.
Bij besluit van 31 augustus 2009 heeft het college aan [vergunninghoudster] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een schiphuis aan de [locatie] te Jirnsum (hierna: het perceel).
Bij besluit van 19 januari 2010 heeft het college het door Aqualux daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 januari 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door Aqualux daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Aqualux bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 februari 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghoudster] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 september 2011, waar het college, vertegenwoordigd door K. Tamminga, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2.1. Het bouwplan voorziet in het oprichten van een schiphuis in een bestaande jachthaven. Het nieuwe schiphuis sluit aan op een rij van 16 bestaande schiphuizen. Aan de andere zijde grenst het perceel aan het perceel van Aqualux, die daar een botenverhuurbedrijf exploiteert.
2.2. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Irnsum Industrieterrein" (hierna: het bestemmingsplan), omdat een schiphuis niet binnen de bestemming "Industrie, bedrijven, handel en opslag, klasse III" past. Daarnaast wordt niet voldaan aan de in het bestemmingsplan opgenomen minimum afstand van 5 m tussen de bebouwing en de erfgrens.
Teneinde realisering ervan niettemin mogelijk te maken, heeft het college met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling verleend.
2.3. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders.
2.4. Aqualux betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college bij de beoordeling van het verzoek om vrijstelling geen rekening mocht houden met de aanwezigheid van de bestaande aanvaarbeveiliging. Volgens Aqualux heeft de aanvaarbeveiliging zonder het schiphuis geen functie en zou zij voor de burgerlijke rechter met succes verwijdering van de aanvaarbeveiliging kunnen vorderen.
2.4.1. Het betoog faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de voor de aanvaarbeveiliging verleende vrijstelling en bouwvergunning in rechte onaantastbaar zijn. Nu niet evident is dat daarvan geen gebruik mag worden gemaakt, moesten de bouwvergunning en vrijstelling voor die aanvaarbeveiliging als een gegeven worden beschouwd bij de beoordeling van de aanvraag voor het voorliggende plan.
2.5. Aqualux betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat Aqualux door het schiphuis een beperking van haar uitzicht ondervindt en dat het schiphuis gevaarzettend is. Doordat het schiphuis voor de loods met ontvangstruimte, kantine en kantoor wordt gesitueerd op minder dan 3 m afstand, staan de gebouwen volgens Aqualux te dicht op elkaar.
2.5.1. De rechtbank heeft op goede gronden overwogen dat het uitzicht van Aqualux door het schiphuis, mede doordat het tegen de bestaande rij schiphuizen wordt aangebouwd, niet dusdanig wordt beperkt dat het college de vrijstelling had moeten weigeren.
Aqualux betoogt voor het eerst in hoger beroep dat het schiphuis gevaarzettend is. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, er geen reden is waarom deze grond niet reeds bij de rechtbank kon worden aangevoerd en Aqualux dit uit een oogpunt van zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen en omwille van de zekerheid van de andere partijen omtrent hetgeen in geschil is, had behoren te doen, dient deze grond buiten beschouwing te blijven.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2011