ECLI:NL:RVS:2011:BT8565

Raad van State

Datum uitspraak
19 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105945/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Elst' en de bestemming 'Detailhandel'

In deze zaak heeft de Raad van State op 19 oktober 2011 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan 'Elst', dat op 22 februari 2011 door de raad van de gemeente Overbetuwe is vastgesteld. Appellant, vertegenwoordigd door mr. Tj.P. Grünbauer, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij zich niet kan verenigen met de bestemming 'Detailhandel' die aan zijn percelen is toegekend. Hij betoogt dat het nieuwe bestemmingsplan een beperking inhoudt ten opzichte van het vorige plan, waarin detailhandel in volumineuze goederen niet was uitgesloten. De raad van de gemeente Overbetuwe heeft echter gesteld dat detailhandel in volumineuze goederen niet wenselijk is binnen bestaande winkelgebieden en dat deze bedrijven beter kunnen worden geconcentreerd op bedrijventerreinen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om detailhandel in volumineuze goederen te weren uit de bestaande winkelgebieden. De Afdeling oordeelt dat het belang van het weren van deze detailhandel zwaarder weegt dan het belang van appellant bij het behoud van de mogelijkheden die het vorige bestemmingsplan bood. Bovendien is er in het nieuwe plan een verruiming van de mogelijkheden voor dienstverlening ten opzichte van het vorige plan.

De Afdeling heeft vastgesteld dat er geen concrete plannen zijn voor de percelen van appellant die de raad hadden moeten doen afwijken van zijn beleid. De conclusie is dat het beroep ongegrond is verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

201105945/1/R2.
Datum uitspraak: 19 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante A], gevestigd te Heelsum, gemeente Renkum, en [appellant B], wonend te Elst, gemeente Overbetuwe (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant]),
en
de raad van de gemeente Overbetuwe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 februari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Elst" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 mei 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2011, waar [appellant B], bijgestaan door mr. Tj.P. Grünbauer, advocaat te Ede, en de raad, vertegenwoordigd door G.J. Willemsen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellante A] is eigenaar van de percelen [locatie], waarop een klein aantal winkels is gevestigd, te weten een supermarkt, een slijterij en een bloemenzaak. Aan deze percelen is in het plan de bestemming "Detailhandel" toegekend.
[appellant] kan zich niet verenigen met het plan, voor zover dit de reikwijdte van de bestemming "Detailhandel" betreft. Hij voert hiertoe aan dat geen sprake is van het vastleggen van de bestaande situatie, maar van een beperking, omdat in het vorige plan detailhandel in volumineuze goederen niet was uitgesloten. Een en ander zal volgens [appellant] gevolgen hebben voor de toekomstige verkoop van de percelen.
2.2. De raad acht detailhandel in volumineuze goederen niet wenselijk binnen de bestaande winkelgebieden en evenmin op solitair gelegen detailhandelslocaties in een woongebied. Een concentratie van volumineuze detailhandel op bedrijventerreinen biedt dergelijke bedrijven volgens de raad een goed en duurzaam perspectief voor ontwikkeling en groei.
2.3. Ingevolge artikel 5, lid 5.1, onder a, van de planregels zijn de voor Detailhandel aangewezen gronden bestemd voor detailhandel, met dien verstande dat deze functie alleen is toegestaan op de begane grond.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, onder b, zijn de voor Detailhandel aangewezen gronden bestemd voor dienstverlening, met dien verstande dat deze functie alleen is toegestaan op de begane grond.
Ingevolge artikel 1 wordt onder 'detailhandel' verstaan het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen.
Ingevolge hetzelfde artikel wordt onder 'detailhandel volumineuze goederen' verstaan goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen, boten, caravans, e.d.
2.4. In het vorige bestemmingsplan, "Partiële wijziging 1986-01/Elst Noord", was aan de desbetreffende percelen de bestemming "Gemengde bebouwing klasse IX" toegekend, waarbinnen onder meer winkels waren toegestaan. Nu in dit plan geen definitie van 'winkels' was opgenomen, was detailhandel in volumineuze goederen niet uitgesloten.
2.4.1. De bestaande en vergunde situatie is als uitgangspunt voor het plan genomen. In zoverre is het plan, zoals de plantoelichting aangeeft, conserverend van aard.
Het sinds het begin van de jaren '90 bestaande beleid van de raad om detailhandel in volumineuze goederen niet toe te staan in bestaande winkelgebieden acht de Afdeling niet onredelijk. Hoewel dit leidt tot een beperking in het gebruik van de percelen, heeft de raad het belang van het weren van detailhandel in volumineuze goederen in bestaande winkelgebieden in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van [appellant] bij het behoud van de mogelijkheden op grond van het vorige plan. Hierbij acht de Afdeling tevens van belang dat [appellant] in de stukken noch ter zitting aannemelijk heeft gemaakt dat er zodanige beperkingen in de gebruiksmogelijkheden op de percelen ontstaan dat sprake is van een onevenredige beperking. Bovendien heeft binnen de bestemming "Detailhandel" tevens een verruiming plaatsgevonden ten opzichte van het vorige plan, doordat binnen deze bestemming nu ook dienstverlening is toegestaan.
2.4.2. Voor zover [appellant] betoogt dat de raad rekening diende te houden met toekomstige ontwikkelingen op de percelen [locatie], overweegt de Afdeling dat vaststaat dat er geen concrete plannen bestaan om deze percelen voor detailhandel in volumineuze goederen te gaan gebruiken. Dat [appellant] plannen heeft om de huidige winkels op de [locatie] naar een andere locatie te verhuizen, maakt niet dat de raad had moeten afwijken van zijn beleid inzake detailhandel in volumineuze goederen.
2.5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Troost
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2011
234-706.