201105309/1/R2.
Datum uitspraak: 19 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A], wonend te Herwijnen, gemeente Lingewaal, en [appellante B], wonend te Haaften, gemeente Neerijnen (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
de raad van de gemeente Neerijnen,
verweerder.
Bij besluit van 3 maart 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Willigenhof, Haaften" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 mei 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
J.P. Bestebreurtje heeft op 14 juli 2011 namens Abeco Vastgoedontwikkeling B.V. een nader stuk ingediend.
[appellant] heeft op 23 augustus 2011 een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2011, waar de raad, vertegenwoordigd door drs. B. Peeters, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting Abeco Vastgoedontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door J.P. Bestebreurtje en M. Willems, als partij gehoord.
2.1. Het plan maakt de realisatie van een aantal nieuwe woningen mogelijk, waaronder zes appartementen, een vrijstaande woning en drie woningen in een bestaande schuur. De monumentale hoeve die binnen het plangebied ligt, blijft behouden.
2.2. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan en voert hiertoe aan dat de omwonenden niet zijn betrokken bij de totstandkoming van het plan. Verder betoogt [appellant] dat de indieners van zienswijzen door de reeds gesloten samenwerkingsovereenkomst buiten spel zijn gezet en de raad het plan hierdoor niet meer objectief kon beoordelen.
2.2.1. Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover hier van belang, is op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De Afdeling stelt vast dat in dit geval de wettelijke procedure is gevolgd. Onregelmatigheden buiten deze procedure kunnen geen gevolgen hebben voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan. Overigens zijn door de gemeente informatieavonden gehouden, zowel voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure als na vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan. [appellant] heeft mondeling dan wel schriftelijk kunnen reageren op de kaderstellende notitie ontwikkelingsplan Molenstraat en het voorontwerpbestemmingsplan. De omwonenden zijn derhalve betrokken bij de totstandkoming van het plan. Dat de raad in het voorjaar van 2010 met de ontwikkelaar een samenwerkingsovereenkomst is aangegaan, zoals niet ongebruikelijk is in het geval van een plan van een initiatiefnemer, maakt niet dat de indieners van zienswijzen buiten spel zijn gezet of dat de raad het plan niet meer objectief kan beoordelen. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat de zakelijke beschrijving van deze overeenkomst is gepubliceerd en ter inzage heeft gelegen. Deze beroepsgronden falen.
2.3. [appellant] betoogt in beroep voornamelijk dat het plan ten onrechte de bouw van een vrijstaande woning mogelijk maakt nabij zijn woning Steenweg 3. Hieraan bestaat volgens hem geen enkele behoefte. Verder is de monumentencommissie volgens [appellant] niet op de hoogte van het afbreken van de monumentale schuur en is op de tekeningen ten zuiden van de te realiseren vrijstaande woning een groene strook aangegeven, terwijl dat groen volgens hem in werkelijkheid buiten het plangebied valt.
2.4. De voorgenomen ontwikkeling betreft volgens de raad een verdichting van het historische centrum van Haaften, waarbij de onderhavige locatie wordt geherstructureerd. Dit draagt bij aan een kwaliteitsverbetering van het centrum. Voorts vormt de realisatie van zowel goedkope als duurdere woningen een belangrijk doel, dat is opgenomen in het regionale woningbouwprogramma en de gemeentelijke woonvisie, aldus de raad.
2.4.1. De locatie aan de Steenweg waar de vrijstaande woning is voorzien, is nu een groene open ruimte. Het standpunt van de raad dat behoefte bestaat aan de realisatie van verschillende soorten woningen, waaronder een vrijstaande woning, is door [appellant] onvoldoende gemotiveerd bestreden. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat de bouw van zowel goedkope als duurdere woningen voortvloeit uit het regionale en gemeentelijke beleid. De Afdeling overweegt verder dat de woning weliswaar niet ver van de woning van [appellant] is voorzien, maar dat dit niet leidt tot een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat in zijn woning.
2.4.2. Aan de locatie waarop de bestaande monumentale schuur staat, is in het plan de bestemming "Wonen" toegekend, met de nadere aanduidingen 'aaneengebouwd' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument'.
Volgens de plantoelichting worden in de bestaande schuur drie woningen gerealiseerd en wordt, in tegenstelling tot hetgeen [appellant] betoogt, alleen de verbinding tussen de hoeve en de schuur gesloopt, zodat daar een pad ontstaat. Dit is ook ter zitting door de ontwikkelaar bevestigd. Tevens is volgens de plantoelichting voor elke wijziging aan monumenten, zowel inwendig als uitwendig, een omgevingsvergunning noodzakelijk. Ter zitting is door Abeco opgemerkt dat voor de te realiseren schuurwoningen inmiddels een omgevingsvergunning voor bouwen en een monumentenvergunning zijn verleend en dat deze reeds onherroepelijk zijn. Dit is door de raad bevestigd. Anders dan [appellant] betoogt, kan aan de eisen van de bouwverordening derhalve worden voldaan. Uit de beantwoording van de zienswijzen volgde reeds dat de monumentencommissie akkoord is met het plan als geheel. In tegenstelling tot hetgeen [appellant] betoogt, is de monumentencommissie derhalve op de hoogte van hetgeen zal gebeuren met de monumentale schuur en gaat zij akkoord met het bouwplan.
De Afdeling stelt verder vast dat in deze procedure, hoewel met het onderhavige plan wordt beoogd de bouw van woningen op de locatie van de monumentale schuur mogelijk te maken, het bestemmingsplan ter beoordeling staat en niet de omgevingsvergunningen ter uitvoering daarvan. Daardoor kunnen bezwaren met betrekking tot deze vergunningen in deze procedure niet aan de orde komen. Dit betoog faalt.
2.4.3. Voor zover [appellant] betoogt dat op de tekeningen ten onrechte een deel van de tuin van Steenweg 3 binnen de grenzen van het plangebied is getekend, terwijl dit buiten het gebied valt, overweegt de Afdeling dat de raad ter zitting heeft verzekerd dat de plangrens gelijk loopt met de eigendomsgrens. Wat op de situatieschetsen eventueel is aangeduid, kan hieraan niet afdoen. Dit betoog faalt.
2.5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Troost
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2011