ECLI:NL:RVS:2011:BT8551

Raad van State

Datum uitspraak
19 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011531/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 oktober 2010, waarin zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand ongegrond werd verklaard. De Raad voor Rechtsbijstand had op 9 mei 2007 de aanvraag van [appellant] om een toevoeging afgewezen. Dit besluit werd door de Raad op 10 juni 2009 bevestigd, waarbij het bezwaar van [appellant] ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de Raad de door [appellant] aangevoerde zwaarwegende belangen niet had miskend, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd.

[Appellant] stelde dat de rechtbank had verzuimd om de omstandigheden die hij in bezwaar had aangevoerd inhoudelijk te beoordelen. De rechtbank oordeelde echter dat het feit dat [appellant] niet juridisch onderlegd is, niet kan worden aangemerkt als een zwaarwegend belang in de zin van de Wet op de rechtsbijstand. De Raad had [appellant] de gelegenheid gegeven om zijn belangen nader toe te lichten, maar hij had dit nagelaten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 19 oktober 2011.

Uitspraak

201011531/1/H2.
Datum uitspraak: 19 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 oktober 2010 in zaak nr. 09/2519 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (thans: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, hierna: de raad).
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 mei 2007 heeft de raad een aanvraag van [appellant] om een toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 10 juni 2009 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 oktober 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 30 november 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 januari 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Bij brieven van 2 maart 2011 en 15 maart 2011 hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) wordt rechtsbijstand niet verleend indien de aan de te verlenen rechtsbijstand verbonden kosten niet in redelijke verhouding staan tot het belang van de zaak.
Ingevolge het derde lid kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld omtrent de overeenkomstig het tweede lid in acht te nemen criteria.
Ingevolge artikel 4, tweede lid, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (hierna: het Brt), zoals die bepaling luidde ten tijde van belang, wordt rechtsbijstand op basis van een toevoeging, als zijnde van onvoldoende belang, niet verleend indien het op geld waardeerbare belang beneden een bedrag van € 180,00 blijft.
Ingevolge het zevende lid kan in afwijking van het in de voorgaande leden bepaalde rechtsbijstand of een toevoeging worden verleend indien zwaarwegende belangen van de rechtzoekende dit rechtvaardigen.
2.2. [appellant] heeft om rechtsbijstand verzocht voor het voeren van een strafprocedure in hoger beroep omtrent een overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening Roosendaal. In eerste aanleg heeft de kantonrechter een boete opgelegd van € 60,00. De raad heeft bij besluit van 10 juni 2009 het bezwaar tegen het afwijzen van de aanvraag om een toevoeging ongegrond verklaard, omdat [appellant] het beroep op zwaarwegende belangen niet nader heeft onderbouwd.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat aan het besluit van 10 juni 2009 een motiveringsgebrek kleeft nu de raad de door hem in bezwaar aangevoerde zwaarwegende omstandigheden niet inhoudelijk heeft beoordeeld.
2.3.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de aangevoerde omstandigheid dat [appellant] niet juridisch is onderlegd en niet beschikt over de juiste expertise, niet als zwaarwegend belang in de zin van artikel 4, zevende lid, van het Brt kan gelden op grond waarvan een toevoeging zou moeten worden verleend. Hoewel [appellant] door de raad in de gelegenheid is gesteld om de zwaarwegende belangen waarop hij zich beroept nader toe te lichten, heeft hij dit niet gedaan. De rechtbank is terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2011
18-705.