201102224/1/H1.
Datum uitspraak: 12 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Rhenen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 7 januari 2011 in zaak nr. 09/191 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Rhenen.
Bij twee onderscheidenlijke besluiten van 4 april 2008 heeft het college aan [vergunninghouder A] respectievelijk [vergunninghouder B] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een vrijstaande woning met garage aan de [locatie 1] respectievelijk [locatie 2] te Rhenen (hierna: de percelen).
Bij besluit van 23 april 2008 heeft het college de vrijstelling en bouwvergunning ten behoeve van [vergunninghouder A] overgeschreven op naam van [vergunninghouder C].
Bij besluit van 3 december 2008 heeft het college de door [appellant] tegen de besluiten van 4 april 2008 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard, en deze besluiten onder aanvulling van de motivering gehandhaafd.
Bij uitspraak van 7 januari 2011, verzonden op 14 januari 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 december 2008 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 februari 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 maart 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [vergunninghouder C] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 september 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. ing. W.A.L.D.I. van Slagmaat, advocaat te Houten, en het college, vertegenwoordigd door Th.G. Florissen en J.M. van Maanen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder C] ter zitting verschenen.
2.1. De bouwplannen voorzien in het realiseren van twee vrijstaande woningen met bijbehorende garages.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1997" rust op de percelen de bestemming "Agrarisch gebied met bijzondere landschappelijke kenmerken Al". Het bouwplan is hiermee in strijd. Teneinde bouwvergunning te verlenen, heeft het college toepassing gegeven aan de bevoegdheid vrijstelling te verlenen krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO).
2.3. Ingevolge die bepaling kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door het college van gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge het eerste lid wordt onder een goede ruimtelijke onderbouwing bij voorkeur een gemeentelijk of een intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied.
2.4. Als ruimtelijke onderbouwing dient het ontwerpbestemmingsplan Boslandweg-Oost (hierna: het ontwerpbestemmingsplan).
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten. Daartoe voert hij aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de bouwplannen niet zijn voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing nu de gemeenteraad van Rhenen op 15 juli 2008 het bestemmingsplan Boslandweg-Oost gewijzigd heeft vastgesteld door beide percelen buiten het toepassingsgebied van het bestemmingsplan te laten.
2.5.1. De rechtbank heeft het besluit van 3 december 2008 vernietigd omdat het ontwerpbestemmingsplan uitging van een andere toekomstige situatie dan de situatie die gold ten tijde van het besluit op bezwaar. De rechtbank heeft echter aanleiding gezien om de rechtsgevolgen in stand te laten, nu het college ter zitting heeft toegelicht dat de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan nog steeds als goede ruimtelijke onderbouwing kan gelden en dat er van de zijde van de gemeenteraad geen ruimtelijke bezwaren bestaan tegen de twee aangevraagde bouwplannen.
De omstandigheid dat de percelen buiten het toepassingsgebied van het inmiddels in werking getreden bestemmingsplan vallen, maakt niet dat het ontwerpbestemmingsplan niet als ruimtelijke onderbouwing kan dienen nu daarin de visie van het college staat over de toekomstige bestemming van het betreffende gebied, waaronder de percelen. Dat gebied is volgens het ontwerpbestemmingsplan bestemd voor wonen. De bouwplannen sluiten aan bij deze bestemming. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat het college het ontwerpbestemmingsplan als een ruimtelijke onderbouwing mocht gebruiken. Daarbij neemt de Afdeling mede in aanmerking dat de gemeenteraad op 28 oktober 2008 een positief advies heeft afgegeven voor het verlenen van de bouwvergunningen en vrijstellingen.
2.6. [appellant] verwijst voor het overige naar de gronden die hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is hierop ingegaan en [appellant] heeft in hoger beroep niet aangevoerd waarom de desbetreffende overwegingen onjuist, dan wel onvolledig zijn. Er bestaat daarom in zoverre geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2011