201103879/1/H2.
Datum uitspraak: 12 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te Breda,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 17 februari 2011 in zaak nr. 09/2969 in het geding tussen:
het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: de raad).
Bij besluit van 1 april 2009 heeft de raad verzoeken van [appellanten] om wijziging van rechtsbijstandverlener afgewezen.
Bij besluit van 14 juli 2009 heeft de raad het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 februari 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 mei 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij brieven van 3 en 8 augustus 2011 daartoe toestemming als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht hebben verleend, heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2.1. Op 19 februari onderscheidenlijk 29 januari 1991 zijn aan [appellanten] toevoegingen verleend op naam van mr. W.H.L. Jurgens. [appellanten] hebben bij brief van 18 oktober 2004 verzocht om wijziging van rechtsbijstandverlener. De raad heeft deze verzoeken afgewezen, omdat deze zijn gedaan na afloop van de procedure waarvoor deze is verleend.
2.2. [appellanten] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de wijzigingsverzoeken tijdig zijn ingediend. Daartoe voeren zij aan dat zij de verzoeken hebben gedaan binnen 4 weken na beëindiging van de werkzaamheden door hun rechtsbijstandverlener mr. J.J.M. Boot en voorts dat deze hun heeft geadviseerd over het al dan niet instellen van cassatie.
[appellanten] betogen voorts dat wanneer moet aangenomen dat de wijzigingsverzoeken te laat zijn ingediend, de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Daartoe voeren zij aan dat [appellant B] in 1999 een verzoek heeft gedaan om toevoeging.
2.2.1. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een verzoek om wijziging van de toevoeging in beginsel niet meer kan worden ingediend na afloop van de procedure waarvoor deze is verleend.
De toevoegingen waarvan wijziging is verzocht hebben enkel betrekking op het instellen van hoger beroep bij het Gerechtshof 's-Gravenhage. Het Gerechtshof heeft in die zaak uitspraak gedaan op 22 juni 2004. Het verzoek om wijziging van de toevoegingen is gedaan op 18 oktober 2004, derhalve nadat de procedure bij het Gerechtshof was beëindigd.
[appellanten] hebben hangende de procedure bij het Gerechtshof aanleiding gezien om niet langer gebruik te maken van de diensten van mr. Jurgens en mr. Boots als rechtsbijstandverlener aan te zoeken. Het was aan hen de raad hiervan op de hoogte te stellen en tijdig te verzoeken om wijziging van rechtsbijstandverlener. Dat zij dat niet hebben gedaan komt voor hun risico. Dat [appellant B] in 1999 een aanvraag om toevoeging heeft gedaan maakt dat niet anders, reeds omdat daaruit niet blijkt dat aan haar reeds een toevoeging was verstrekt en dat zij daarvan mutatie beoogde.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2011