ECLI:NL:RVS:2011:BT7398

Raad van State

Datum uitspraak
12 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011507/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag 2008 en onjuist feitencomplex door Belastingdienst

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 oktober 2010, waarin het beroep tegen het besluit van de Belastingdienst over de huurtoeslag voor het jaar 2008 ongegrond werd verklaard. De Belastingdienst had op 14 oktober 2009 de huurtoeslag van [appellante] vastgesteld op € 1.810,00. Na bezwaar van [appellante] werd dit besluit op 1 april 2010 door de Belastingdienst gehandhaafd. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop [appellante] in hoger beroep ging bij de Raad van State.

Tijdens de procedure betoogde [appellante] dat de Belastingdienst was uitgegaan van een onjuist feitencomplex, wat zou hebben geleid tot een te laag vastgesteld bedrag aan huurtoeslag. Dit argument werd echter niet onderbouwd met bewijs, waardoor de Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geconcludeerd dat het besluit van de Belastingdienst in stand kon blijven. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was.

De uitspraak werd gedaan door de enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij de beslissing in naam der Koningin werd genomen. De uitspraak vond plaats op 12 oktober 2011, en de zaak is geregistreerd onder nummer 201011507/1/H2.

Uitspraak

201011507/1/H2.
Datum uitspraak: 12 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 oktober 2010 in zaak nr. 10/2271 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2009 heeft de Belastingdienst de huurtoeslag van [appellante] over het jaar 2008 vastgesteld op een bedrag van € 1.810,00.
Bij besluit van 1 april 2010 heeft de Belastingdienst, voor zover hier van belang, het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 oktober 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 november 2010, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Bij brieven van 21 maart 2011 en 31 maart 2011 hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2. Overwegingen
2.1. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst van een onjuist feitencomplex is uitgegaan, waardoor zij niet het maximale bedrag aan huurtoeslag over 2008 heeft gekregen terwijl zij daar wel recht op had.
Dit betoog is een herhaling van wat [appellante] eerder in de procedure naar voren heeft gebracht en de gestelde onjuistheid van het feitencomplex en het daaruit voortvloeiende bedrag aan huurtoeslag is verder op generlei wijze onderbouwd. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd is dan ook geen reden gelegen voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat het besluit van 1 april 2010 in rechte in stand kan blijven.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2011
18-705.