ECLI:NL:RVS:2011:BT7376

Raad van State

Datum uitspraak
12 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201009466/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.A.A. Mondt-Schouten
  • K.M. Gerkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'De Swetten' en de mogelijkheid voor zelfstandige kantoren op bedrijventerrein

Op 12 oktober 2011 deed de Raad van State uitspraak in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'De Swetten', vastgesteld door de raad van de gemeente Smallingerland op 29 juni 2010. De appellant, wonend te Drachten, had beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij zich niet kon verenigen met de gewijzigde vaststelling van artikel 5, lid 5.6 van de planregels. Deze wijziging hield in dat de mogelijkheid om binnen de bestemming 'Bedrijventerrein-2' zelfstandige kantoren te realiseren, was komen te vervallen. De appellant betoogde dat deze wijziging niet ruimtelijk relevant was en dat het college van gedeputeerde staten van Fryslân ten onrechte had ingegrepen in de bestemmingsplanprocedure.

De Raad van State overwoog dat de raad van de gemeente Smallingerland zich had moeten houden aan het kantorenprogramma, dat was opgesteld om leegstand van kantoren te voorkomen. De raad had zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de wijzigingsbevoegdheid niet in overeenstemming was met het kantorenprogramma, aangezien de beschikbare ruimte voor kantoren in de gemeente al was ingevuld. De appellant stelde dat er al zelfstandige kantoren op het bedrijventerrein aanwezig waren, maar de Raad van State oordeelde dat dit geen bijzondere omstandigheid was die de raad had moeten doen afwijken van het kantorenprogramma.

De Raad van State concludeerde dat de raad zich terecht had gebaseerd op ruimtelijk relevante aspecten en dat het plan in overeenstemming was met een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in de naam der Koningin, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 12 oktober 2011.

Uitspraak

201009466/1/R4.
Datum uitspraak: 12 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Drachten, gemeente Smallingerland,
en
de raad van de gemeente Smallingerland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "De Swetten" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 september 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 september 2011, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mr. E. de Haan, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] kan zich niet verenigen met de gewijzigde vaststelling van artikel 5, lid 5.6 van de planregels voor zover daarbij met betrekking tot zijn perceel aan de Omloop 56 de mogelijkheid is komen te vervallen dat het plan zodanig kan worden gewijzigd dat binnen de bestemming "Bedrijventerrein-2" zelfstandige kantoren zijn toegestaan. Deze wijziging is ingegeven door de zienswijze van het college van gedeputeerde staten van de provincie Fryslân (hierna: het college) dat teveel kantoorruimte dreigt te worden ontwikkeld. Volgens [appellant] is dit geen ruimtelijk relevant aspect en had dit niet bij de bestemmingsplanprocedure betrokken mogen worden. Hij wijst erop dat op het bedrijventerrein reeds zelfstandige kantoren aanwezig zijn en stelt dat er geen ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen een zelfstandig kantoor en een aan een bedrijf gerelateerd kantoor.
2.2. De raad stelt dat in de zienswijze van het college staat dat de wijzigingsbevoegdheid zich niet verdraagt met het kantorenprogramma waarover in het kader van het Streekplan Fryslân 2007 (hierna: het streekplan) afspraken zijn gemaakt tussen het gemeentebestuur en het provinciebestuur. De binnen de kaders van het streekplan beschikbare ruimte voor kantoren in de gemeente Smallingerland is namelijk reeds ingevuld in diverse bestemmingsplannen. De raad heeft zich in het kader van het tegengaan van leegstand van kantoren aan het kantorenprogramma gecommitteerd en daarom bij de vaststelling van het plan besloten de in het ontwerpplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid niet te handhaven. De raad stelt dat [appellant] daardoor niet onevenredig in zijn belangen is geschaad nu het vorige plan evenmin de mogelijkheid kende om ter plaatse een zelfstandig kantoor te realiseren.
2.3. Het kantorenprogramma is erop gericht leegstand en daarmee verpaupering van bestaande kantoorpanden te voorkomen. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat dit een ruimtelijk relevant aspect betreft en dit in de afweging kunnen betrekken. De omstandigheid dat op het bedrijventerrein waarvan het perceel van [appellant] deel uitmaakt reeds zelfstandige kantoren aanwezig zijn, kan niet worden aangemerkt als bijzondere omstandigheid waarin de raad aanleiding had moeten zien af te wijken van het kantorenprogramma.
De raad heeft zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de ruimtelijke uitstraling en gevolgen van een zelfstandig kantoor op een bedrijventerrein verschillen van die van een aan een bedrijf gerelateerd kantoor. Gelet op het vorenstaande bestaat geen grond voor het oordeel dat aan het plan in zoverre geen ruimtelijk relevante onderbouwing ten grondslag ligt.
2.4. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in de naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond;
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Gerkema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2011
472-718