ECLI:NL:RVS:2011:BT6652

Raad van State

Datum uitspraak
5 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101773/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en herroeping van ligplaatsvergunning voor woonboot in Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 23 december 2010 het beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de vergunningverlening door het dagelijks bestuur van stadsdeel Oost voor een ligplaats voor een woonboot aan de [locatie] in Amsterdam. Op 18 november 2009 verleende het dagelijks bestuur aan [appellante] vergunning om tot en met 18 september 2010 met de woonboot een ligplaats in te nemen. Echter, op 20 april 2010 verklaarde het dagelijks bestuur het bezwaar van [appellante] tegen deze vergunning ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De rechtbank bevestigde deze beslissing, wat leidde tot het hoger beroep van [appellante].

Tijdens de zitting op 14 september 2011 werd de zaak behandeld, waarbij [appellante] werd vertegenwoordigd door E.P. Blaauw en het dagelijks bestuur door mr. C.R. Waal. De kern van het geschil was of het dagelijks bestuur het verzoek van [appellante] om vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand terecht had afgewezen. [appellante] stelde dat het besluit van 18 november 2009 in feite een herroeping van haar eerdere vergunning inhield, wat het dagelijks bestuur ontkende. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het besluit van 18 november 2009 niet was herroepen en dat de bedoeling van het dagelijks bestuur niet relevant was voor de juridische gevolgen van het besluit.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 5 oktober 2011.

Uitspraak

201101773/1/H3.
Datum uitspraak: 5 oktober 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2010 in zaak nr. 10/2539 in het geding tussen:
[appellante]
en
het dagelijks bestuur van stadsdeel Oost, voorheen stadsdeel Zeeburg.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 november 2009 heeft het dagelijks bestuur aan [appellante] vergunning verleend om tot en met 18 september 2010 met de [woonboot] een ligplaats in te nemen aan de [locatie] te Amsterdam.
Bij besluit van 20 april 2010 heeft het dagelijks bestuur het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen.
Bij uitspraak van 23 december 2010, verzonden op 27 december 2010, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 februari 2011, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 september 2011, waar [appellante], vertegenwoordigd door E.P. Blaauw, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. C.R. Waal, werkzaam bij het stadsdeel, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, voor zover thans van belang, worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
2.2. Bij besluit van 18 november 2009 heeft het dagelijks bestuur aan [appellante] ambtshalve vergunning verleend om tot en met 18 september 2010 met de [woonboot] een ligplaats in te nemen aan de [locatie]. [appellante] beschikte op dat moment over een vergunning om tot en met vorengenoemde datum met de [woonboot] een ligplaats in te nemen aan de [locatie]. [appellante] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 november 2009, omdat het dagelijks bestuur volgens haar ambtshalve is overgegaan tot aanpassing dan wel intrekking van de bij besluit van 17 september 2009 verleende vergunning voor de [locatie]. Daarmee kon zij zich niet verenigen.
2.3. Het dagelijks bestuur heeft het door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het verzoek tot vergoeding van proceskosten afgewezen. Het dagelijks bestuur heeft zich op het standpunt gesteld dat nergens uit blijkt dat de ligplaatsvergunning voor de [locatie] is ingetrokken, zodat [appellante] over twee vergunningen beschikt en de [woonboot] legaal een ligplaats inneemt in het midden van de ligplaatsen aan de [locaties]. Volgens het dagelijks bestuur heeft het besluit van 18 november 2009 niet tot gevolg dat de [woonboot] moet worden verplaatst, maar wordt de huidige situatie door dat besluit gelegaliseerd.
2.4. In geding is uitsluitend of het dagelijks bestuur het verzoek van [appellante] om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten voor rechtsbijstand terecht heeft afgewezen. De rechtbank heeft overwogen dat het dagelijks bestuur dat verzoek terecht heeft afgewezen, omdat het besluit van 18 november 2009 niet is herroepen.
2.5. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur het besluit van 18 november 2009 heeft herroepen. Zij voert aan dat, hoewel dit niet volgt uit de vergunning, uit de begeleidende brief en hetgeen daaraan is voorafgegaan kan worden opgemaakt dat met het besluit van 18 november 2009 verplaatsing van de [woonboot] naar de ligplaats aan de [locatie] is beoogd. Daarbij is het volgens [appellante] ongebruikelijk dat twee ligplaatsvergunningen worden verleend voor een woonboot. Volgens [appellante] heeft zij het besluit van 18 november 2009 niet anders kunnen begrijpen dan dat haar vergunning voor de ligplaats aan de [locatie] werd ingetrokken. Om dit te voorkomen heeft zij bezwaar moeten maken tegen dat besluit. Er stond voor haar geen andere weg open, aldus [appellante].
2.5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 april 2005 in zaak nr.
200407125/1), vindt herroeping van een in bezwaar bestreden besluit plaats, indien een tegen dat besluit gemaakt ontvankelijk bezwaar na heroverweging leidt tot intrekking of wijziging van het besluit.
Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat uit het besluit van 18 november 2009 niet meer kan worden opgemaakt dan dat het dagelijks bestuur heeft beoogd aan [appellante] vergunning te verlenen om tot en met 18 september 2010 met de [woonboot] ligplaats in te nemen aan de [locatie]. Nu deze vergunning bij het besluit van 20 april 2010 is ingetrokken noch gewijzigd, is het besluit van 18 november 2009 niet herroepen. De bedoeling van het dagelijks bestuur bij deze vergunningverlening kan, wat daar verder ook van zij, geen rol spelen. Die maakt, anders dan [appellante] betoogt, geen onderdeel uit van het besluit en is niet op enig rechtsgevolg gericht. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het terugkomen op die bedoeling door het dagelijks bestuur niet kan leiden tot het oordeel dat het besluit van 18 november 2009 is herroepen. Nu het besluit van 18 november 2009 niet is herroepen, heeft het dagelijks bestuur het verzoek van [appellante] om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten voor rechtsbijstand terecht afgewezen. Het betoog faalt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2011
97-597.