ECLI:NL:RVS:2011:BT2604
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- R. van der Spoel
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en geloofwaardigheid van het asielrelaas van de vreemdeling
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van een vreemdeling die stelt dat hij in december 2007 telefonisch is bedreigd en ontvoerd vanwege zijn werkzaamheden bij de Board. De minister voor Immigratie en Asiel heeft in het voornemen tot besluit aangegeven dat het asielrelaas van de vreemdeling niet geloofwaardig is, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten tijde van de gestelde gebeurtenissen werkzaam was bij de Board. In het uiteindelijke besluit heeft de minister zijn standpunt verder toegelicht, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de vreemdeling niet kan worden verweten dat hij pas in beroep aanvullende stukken heeft overgelegd. De rechtbank vond dat de minister in zijn besluit niet voldoende had gemotiveerd waarom de vreemdeling niet geloofwaardig was.
De Raad van State heeft het hoger beroep van de minister gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage is vernietigd en de zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. De Raad van State heeft vastgesteld dat de minister in zijn besluit onzorgvuldig heeft gehandeld door de vreemdeling meer tegen te werpen dan in het voornemen was gedaan. De Raad heeft ook de proceskosten in hoger beroep vastgesteld en bepaald dat de rechtbank hierover zal beslissen.
De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 19 september 2011. De betrokken rechters hebben de beslissing gezamenlijk vastgesteld, waarbij de voorzitter en de ambtenaar van staat aanwezig waren.