201102086/1/V6.
Datum uitspraak: 21 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 29 december 2010 in zaak nr. 10/2242 in het geding tussen:
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Bij onderscheiden besluiten van 15 december 2009 heeft de minister [appellant] betalingsregelingen aangeboden ter voldoening van de door de minister bij onderscheiden besluiten van 23 september 2009 opgelegde bestuurlijke boetes. Voor de voldoening van de boete van € 12.000,00 heeft de minister een betalingsregeling aangeboden met een looptijd van 22 maanden, te weten 21 termijnen van € 546,00 en een laatste termijn van € 534,00. Voor de voldoening van de overige twee boetes van € 8.000,00 heeft de minister twee onderscheiden betalingsregelingen aangeboden met een looptijd van 22 maanden, te weten 21 termijnen van € 364,00 en een laatste termijn van € 356,00.
Bij besluit van 16 april 2010 heeft de minister de daartegen door [appellant] gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 29 december 2010, verzonden op 3 januari 2011, heeft de rechtbank het daartegen door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 16 april 2010 vernietigd, de onderscheiden besluiten van 15 december 2009 herroepen en bepaald dat [appellant] de hem opgelegde boete van € 4.000,00 in 22 maandelijkse termijnen mag betalen, te weten 21 termijnen van € 182,00 en één termijn van € 178,00. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 februari 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 31 maart 2011. Deze brieven zijn aangehecht.
De Afdeling heeft de zaak, gelijktijdig met zaak nr. 201101671/1/V6, ter zitting behandeld op 21 juli 2011, waar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door mr. M.R. Mol, werkzaam bij het Ministerie van Sociale Zaken, is verschenen.
2.1. [appellant] klaagt in hoger beroep dat de rechtbank bij de vaststelling van de betalingsregeling geen rekening heeft gehouden met het feit dat hij niet de middelen had en heeft om enige boete te betalen.
2.2. De rechtbank heeft overwogen dat zij in haar uitspraak van 29 december 2010, verzonden 3 januari 2011, met de procedurenummers 10/1142 WAV, 10/1143 WAV en 10/1144 WAV de boetebeschikkingen van 23 september 2009 heeft herroepen, en - zelf in de zaak voorziend - aan [appellant] een boete van € 4.000,00 heeft opgelegd. Dat betekent volgens de rechtbank dat de grondslag aan de betalingsbeschikkingen is ontvallen, zodat zij het beroep gegrond heeft verklaard en het besluit van 16 april 2010 heeft vernietigd. De rechtbank heeft - zelf in de zaak voorziend - de betalingsbeschikkingen herroepen en bepaald dat [appellant] de opgelegde boete van € 4.000,00 in 22 maandelijkse termijnen mag betalen, hetgeen neerkomt op 21 termijnen van € 182,00 en één termijn van € 178,00.
2.3. Met de door hem overgelegde financiële stukken heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat zijn financiële situatie dusdanig is dat hij niet aan de door de rechtbank bepaalde betalingsregeling kan voldoen, te minder aangezien [appellant] geen actuele gegevens over zijn financiële situatie heeft overgelegd. Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.M. Woestenburg-Bertels, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Woestenburg-Bertels
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2011