201101730/1/H1.
Datum uitspraak: 21 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Eersel,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 januari 2011 in zaak nr. 09/1892 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Eersel.
Bij besluit van 30 december 2008 heeft het college geweigerd aan [appellant] een lichte bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een schoorsteen rond een bestaand rookkanaal op een (bedrijfs-)pand op het perceel kadastraal bekend gemeente Eersel, sectie K nummer 307, plaatselijk bekend [locatie] te Eersel (hierna: het bedrijfsgebouw).
Bij besluit van 24 juni 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 januari 2011, verzonden op 14 januari 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 februari 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 augustus 2011, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. P.M.H.M. Bakermans, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 40, eerste lid, onder a, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende bouwvergunning.
Ingevolge artikel 43, eerste lid, is geen bouwvergunning vereist voor het bouwen: (..);
b. dat tot het gewone onderhoud behoort, of
c. dat bij algemene maatregel van bestuur is aangemerkt als van beperkte betekenis, waarbij tevens voorschriften kunnen worden gegeven omtrent het gebruik van het bouwwerk of de standplaats.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (hierna: het Bblb) wordt, behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 5, als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de Woningwet, onder meer aangemerkt:
k. het aanbrengen van een verandering van niet-ingrijpende aard aan een bestaand bouwwerk, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken:
1. de verandering geen betrekking heeft op de draagconstructie van dat bouwwerk,
2. de bebouwde oppervlakte niet wordt uitgebreid, en
3. het bestaande niet-wederrechtelijke gebruik wordt gehandhaafd.
Ingevolge artikel 5, tweede lid, voor zover hier van belang, is een lichte bouwvergunning vereist voor het bouwen van een in de aanhef van een geletterd onderdeel van artikel 3, eerste lid, bedoeld bouwwerk dat niet voldoet aan de in dat onderdeel gegeven kenmerken.
2.2. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat de verandering aan het bestaande bouwwerk geen betrekking heeft op de draagconstructie van dat bouwwerk en dat gelet daarop sprake is van bouwen waarvoor een lichte bouwvergunning is vereist.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college kan worden gevolgd in het standpunt dat het bouwplan betrekking heeft op de draagconstructie van het bestaande bouwwerk, aangezien geen sprake is van vervanging van een bestaande schoorsteen, maar van het oprichten ervan rond een bestaand metalen rookgasafvoerkanaal.
2.3.1. Het bouwplan voorziet in het ommetselen van een bestaand rookgasafvoerkanaal op het bedrijfsgebouw. Ter zitting is komen vast te staan en is door het college niet betwist dat het bestaande rookgasafvoerkanaal met twee stalen beugels is verbonden aan een stalen spant, dat het metselwerk niet zal worden bevestigd aan deze constructie en dit slechts zal rusten op de verdiepingsvloer. Nu met het bouwplan de reeds bestaande constructie niet wijzigt en gezien de geringe omvang van de voorziene schoorsteen, kan niet gesproken worden van een verandering die betrekking heeft op de draagconstructie van het bouwwerk als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel k, onder 1, van het Bblb. Het betoog slaagt. Hieruit volgt dat sprake is van bouwen waarvoor geen bouwvergunning vereist is. De aanvraag is dan ook terecht, zij het op een onjuiste grond, afgewezen. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. Nu echter de beslissing van de rechtbank juist is, dient de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eersel aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 450,00 (zegge: vierhonderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2011