201103762/1/R2.
Datum uitspraak: 21 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Lunteren, gemeente Ede,
2. [appellant sub 2 A] en [appellant sub 2 B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te Lunteren, gemeente Ede,
de raad van de gemeente Ede,
verweerder.
Bij besluit van 3 februari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Lunteren-West" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 maart 2011, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 maart 2011, beroep ingesteld. [appellant sub 1] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 13 mei 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 augustus 2011, waar [appellant sub 1], en [appellant sub 2 A] en [appellant sub 2 B], bijgestaan door mr. D. Heuker of Hoek, en de raad, vertegenwoordigd door mr. H. van Laar, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het plan is met name conserverend van aard, maar voorziet ook in een aantal bestemmingswijzigingen, en ziet op Lunteren-West.
2.2. [appellant sub 2] kan zich niet verenigen met het plan voor zover dit voorziet in de aanduiding "kamerverhuur" op het perceel [locatie ] te Lunteren. Zij stelt hiertoe dat in strijd met gemeentelijk beleid een illegale situatie door middel van het plan wordt gelegaliseerd. [appellant sub 2] voert verder aan dat het plan ten onrechte in meer bouwmogelijkheden voorziet waardoor meer kamers verhuurd kunnen worden dan in de huidige situatie. Als gevolg hiervan vreest zij voor verkeersoverlast.
Voorts betoogt [appellant sub 2] dat de in het plan aan het perceel [locatie] toegekende woonbestemming en aanduidingen niet verenigbaar zijn.
2.2.1. In de verbeelding is weergegeven dat aan het perceel [locatie] de bestemming "Wonen" en de aanduidingen "kamerverhuur" en "vrijstaand" zijn toegekend.
Ingevolge artikel 1, van de planregels wordt onder woning verstaan: een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Ingevolge artikel 17, lid 17.1, onder i, van de planregels is ter plaatse van de aanduiding "kamerverhuur" uitsluitend kamerverhuur op de begane grond toegestaan.
Ingevolge artikel 17, lid 17.2.1, onder b, van de planregels mag ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd.
2.2.2. Op 20 januari 2005 is aan [appellant sub 1] een vergunning verleend voor het bouwen van een vrijstaande woning op het perceel [locatie]. In de aanvraag voor deze vergunning is vermeld dat deze vergunning ertoe dient om in de vrijstaande woning vier huurwooneenheden te realiseren. Ter zitting heeft de raad gesteld dat deze omschrijving niet anders kan worden begrepen dan dat de vrijstaande woning zal worden gebruikt voor de verhuur van vier kamers. De raad stelt zich op het standpunt dat de vergunning is verleend overeenkomstig de aanvraag. Dit standpunt komt de Afdeling niet onjuist voor. Het betoog van [appellant sub 2] dat een illegale situatie wordt gelegaliseerd met het plan, faalt derhalve.
Zoals [appellant sub 2] betoogt, strekt het gemeentelijk beleid, zoals vastgelegd in de Structuurvisie Lunteren van 1999, ertoe om terughoudend te zijn wat betreft het toelaten van nieuwe bebouwing in zogenoemde "binnengebieden" als Lunteren-West. Nu in het plan uitsluitend de bestaande, vergunde woning op het perceel [locatie] als zodanig is bestemd, faalt het betoog van [appellant sub 2] dat het plan in strijd is met het gemeentelijk beleid.
2.2.3. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat op grond van het vorige bestemmingsplan "Lunteren Noord-West", vastgesteld op 24 november 1987, de verhuur van kamers in de hele woning op het perceel [locatie] was toegestaan. Ingevolge artikel 1, onder 20, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Lunteren Noord-West" wordt onder het begrip woning/wooneenheid, voor zover thans van belang, verstaan een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bestemd is voor de huisvesting van een samenwonende groep van personen. Verder heeft de raad naar aanleiding van de door [appellant sub 2] ingediende zienswijze het bouwvlak op het perceel [locatie] verkleind. Uit de stukken is gebleken dat het bouwvlak zoals dat in de verbeelding is weergegeven, hetzelfde oppervlak beslaat als de bestaande, vergunde woning op het perceel [locatie]. [appellant sub 2] heeft dit niet bestreden. Nu ingevolge artikel 17, lid 17.2.1, aanhef en onder a, van de planregels hoofdgebouwen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak mogen worden gebouwd en voorts het plan kamerverhuur uitsluitend op de begane grond toestaat, faalt het betoog van [appellant sub 2] dat het bestreden plandeel ten opzichte van het vorige bestemmingsplan voorziet in meer bouwmogelijkheden ten behoeve van kamerverhuur.
Met betrekking tot de vrees van [appellant sub 2] dat door middel van een vergunningsvrij bouwwerk een zodanige uitbreiding van de bestaande woning mogelijk is dat een extra huurwooneenheid gerealiseerd zou kunnen worden, overweegt de Afdeling dat hier geen grond voor wordt gevonden. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat, zoals de raad ter zitting naar voren heeft gebracht, de wettelijke regeling ten aanzien van het oprichten van vergunningsvrije bouwwerken reeds bestond onder het vorige bestemmingsplan. Het betoog faalt derhalve.
2.2.4. Ten aanzien van de stellingen van [appellant sub 2] betreffende verkeeroverlast en parkeerdruk vanwege de kamerverhuur op het perceel [locatie], overweegt de Afdeling het volgende. Gelet op hetgeen in 2.2.2 is overwogen, biedt de op het perceel [locatie] voorziene woning ruimte voor de vier bestaande huurwooneenheden. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat dit geringe aantal wooneenheden een zodanige toename van het verkeer op de Barneveldseweg tot gevolg zal hebben dat dit tot onaanvaardbare verkeersoverlast zou leiden.
Ingevolge artikel 17, lid 17.1, aanhef en onder d, zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden onder meer bestemd voor erven en verhardingen. Gelet op de omvang van de gronden met die bestemming op het perceel [locatie], heeft [appellant sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat niet is voorzien in voldoende parkeerplaatsen.
Deze betogen falen eveneens.
2.2.5. Ter zitting heeft de raad nader toegelicht dat de aanduiding "kamerverhuur" op het perceel [locatie] is bedoeld als een uitzondering van de begripsbepaling "woning". Voorts heeft de raad zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de aanduiding "vrijstaand" ziet op de verschijningsvorm van het gebouw en de aanduiding "kamerverhuur" ziet op de gebruiksvorm. Dit komt de Afdeling niet onredelijk voor. Ook in hetgeen [appellant sub 2] op dit punt voor het overige heeft aangevoerd kan geen grond worden gevonden voor het oordeel dat de aan het perceel [locatie] toegekende bestemming en aanduidingen niet verenigbaar zijn.
2.2.6. Voor zover [appellant sub 2] in het beroepschrift heeft verwezen naar de inhoud van haar zienswijze, overweegt de Afdeling dat in de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze.
[appellant sub 2] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit in zoverre onjuist zou zijn. Deze betogen falen derhalve.
2.3. [appellant sub 1] kan zich niet verenigen met het plan voor zover dit uitsluitend kamerverhuur op de begane grond toestaat op zijn perceel [locatie]. Hij voert hiertoe aan dat ten onrechte het plan is gewijzigd ten opzichte van het voorontwerpplan, waarin een groter bouwvlak was opgenomen en de aanduiding "gestapeld wonen" was toegekend aan zijn perceel. Voorts betoogt hij dat hij ten onrechte van deze wijziging niet persoonlijk door de raad is geïnformeerd.
2.3.1. In het voorontwerpplan was aan het perceel [locatie] de aanduiding "gestapeld wonen" toegekend. In het ontwerpplan is dit gewijzigd in "kamerverhuur", onder meer naar aanleiding van de door [appellant sub 2] ingediende zienswijze. De Afdeling overweegt dat ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) de procedure inzake de vaststelling van een bestemmingsplan aanvangt met de terinzagelegging van een ontwerpplan. De procedure waar [appellant sub 1] naar verwijst maakt geen onderdeel uit van de in de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Onregelmatigheden van voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan kunnen daarom geen gevolgen hebben voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan. Het betoog faalt derhalve.
2.3.2. Nu, zoals in overweging 2.2.3 is overwogen, op grond van het vorige bestemmingsplan "Lunteren Noord-West" kamerverhuur in de hele voorziene woning was toegestaan, stelt de Afdeling vast dat in zoverre het voorliggende plan leidt tot een beperking van de mogelijkheden tot kamerverhuur door [appellant sub 1] in deze woning. In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. De raad stelt zich op het standpunt dat kamerverhuur op uitsluitend de begane grond tot minder ruimtelijke belasting van de directe omgeving leidt. Daar komt bij dat, zoals [appellant sub 1] ter zitting heeft verklaard, zijn aanvraag om een vergunning voor kamerverhuur was gericht op vier wooneenheden. De raad heeft deze vergunning ten grondslag gelegd aan het plan. Ten tijde van de vaststelling van het plan waren er geen concrete plannen van [appellant sub 1] om de kamerverhuur op het perceel [locatie] uit te breiden. De raad behoefde hiermee dan ook in redelijkheid geen rekening te houden. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid aan het belang van een beperking van de ruimtelijke belasting van de directe omgeving van het perceel [locatie] een zwaarder gewicht kunnen toekennen dan aan het belang van [appellant sub 1] om meer kamers te kunnen verhuren. Het betoog van [appellant sub 1] faalt derhalve.
2.4. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen zijn ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Vreugdenhil
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2011