ECLI:NL:RVS:2011:BT2129

Raad van State

Datum uitspraak
21 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100492/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Cronenburgh en de gevolgen voor de ruimtelijke ordening en geluidhinder

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Cronenburgh" dat op 26 oktober 2010 door de raad van de gemeente Loenen is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben Kennemerland Beheer B.V. en een appellant uit Loenen beroep ingesteld bij de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 16 augustus 2011 behandeld. De appellanten zijn van mening dat het gekozen tracé van de randweg, die de nieuwe woonwijk Cronenburgh moet ontsluiten, niet goed is onderbouwd en leidt tot onaanvaardbare aantasting van het landschap en geluidoverlast. De raad van de gemeente Loenen verdedigt het besluit en stelt dat de keuze voor het tracé zorgvuldig is gemaakt en dat er voldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen voor het milieu.

De Afdeling overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanleg van de randweg niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het open karakter van het landelijk gebied. De appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat de gekozen tracévariant niet de beste keuze is. Ook de geluidhinder die de randweg met zich meebrengt, is door de raad voldoende onderbouwd. De Afdeling concludeert dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het bestemmingsplan voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en dat de beroepen ongegrond zijn.

De uitspraak van de Raad van State bevestigt dat de belangen van de appellanten niet zwaarder wegen dan de belangen van de gemeente en de noodzaak voor de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk. De Afdeling heeft de beroepen van Kennemerland Beheer B.V. en de andere appellant ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestemmingsplan in stand blijft.

Uitspraak

201100492/1/R2.
Datum uitspraak: 21 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kennemerland Beheer B.V., gevestigd te Santpoort-Zuid, gemeente Velsen,
2. [appellant sub 2 A] en [appellante sub 2 B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te Loenen aan de Vecht, gemeente Stichtse Vecht,
en
de raad van de gemeente Loenen, thans gemeente Stichtse Vecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Cronenburgh" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Kennemerland Beheer B.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 januari 2011, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 januari 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Kennemerland Beheer B.V. heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 augustus 2011, waar Kennemerland Beheer B.V., vertegenwoordigd door [directeur], [appellant sub 2 A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. T de Smet en ing. P. van Bovenkamp, beiden werkzaam bij de gemeente, en vergezeld door ir. M. Smits en ing. G.J. Jaspers, zijn verschenen.
2. Overwegingen
Het plan
2.1. Het plan biedt het juridisch-planologisch kader voor de realisatie van 255 woningen in de nieuwe woonwijk Cronenburgh ten zuidwesten van de kern Loenen aan de Vecht. Voorts voorziet het plan in de aanleg van een randweg, ter ontsluiting van de nieuwe woonwijk en ter ontlasting van de Rijksstraatweg, waarvan het tracé door de dorpskern van Loenen aan de Vecht loopt.
Situering randweg
2.2. Kennemerland Beheer B.V. en [appellant sub 2] kunnen zich niet verenigen met het gekozen tracé van de randweg.
Kennemerland Beheer B.V. richt zich tegen de situering van het noordelijke deel van de randweg. Haar beroep komt voort uit de gedachte dat door het gekozen tracé de gronden ten noorden van de nieuwe woonwijk Cronenburgh in de toekomst niet langer geschikt zullen zijn voor woningbouw. Kennemerland Beheer B.V. betoogt dat op basis van verouderde planologische inzichten is gekozen voor dit tracé en dat, mede gelet op de aanleg van de golfbaan, ten onrechte geen planologische herijking heeft plaatsgevonden. Zij stelt dat een goede ruimtelijke onderbouwing van de situering van de randweg ontbreekt.
Kennemerland Beheer B.V. betoogt verder dat de aanleg van de randweg leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het open karakter van het landelijk gebied en van het bestaande slotenpatroon.
[appellant sub 2] betoogt dat de raad de door hem aangedragen alternatieven voor het tracé van de randweg onvoldoende gemotiveerd heeft verworpen. In dit kader wijst [appellant sub 2] erop dat de randweg verder van de kern van Loenen af, eventueel langs het Amsterdam Rijnkanaal, zou kunnen worden gesitueerd, of dat de randweg slechts ten dele, tot de Bastertlaan, zou kunnen worden aangelegd.
2.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de keuze voor het tracé van de randweg op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Volgens de raad leidt de aanleg van de randweg tot een verandering van het landschap, maar is getracht zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande landschapskenmerken. Van een onaanvaardbare aantasting van het open karakter van het gebied en van het bestaande slotenpatroon is geen sprake, aldus de raad.
2.2.2. In de plantoelichting is vermeld dat ten behoeve van de in het plan voorziene randweg een tracéverkenning is uitgevoerd. Hierin zijn twee varianten van het tracé uitgewerkt en op effecten en kosten vergeleken. Het betrof een korte variant, zo kort mogelijk om het dorp en de wijk Cronenburgh heen, en een lange variant, evenwijdig aan de Wetering doorlopend richting bedrijventerrein de Werf. Naar aanleiding van de tracéverkenning is een ruimtelijke visie opgesteld waarin de twee varianten op basis van beleidsmatige, ruimtelijke en verkeerskundige aspecten zijn vergeleken. Voorts is vermeld dat de raad, hoewel de gemeente in eerste instantie een voorkeur had voor de lange variant, in 2005 heeft besloten tot aanleg van de korte variant.
In de Nota beantwoording zienswijzen die tot het raadsbesluit behoort, is gesteld dat de door [appellant sub 2] voorgestelde alternatieven om verschillende redenen, zowel financiële als landschappelijke, niet leiden tot een beter resultaat met minder bezwaren. In het verweerschrift is voorts vermeld dat de raad een verdere verschuiving van de randweg naar het noorden planologisch niet aanvaardbaar acht teneinde bestaande landschapselementen zo min mogelijk aan te tasten. Een dergelijke verschuiving, waardoor aan de tussenliggende agrarische gronden een andere bestemming zou kunnen worden gegeven, zou een ongewenste uitbreiding van het stedelijk gebied tot gevolg hebben. Ten slotte is ter zitting van de zijde van de raad mede aan de hand van foto's van het gebied toegelicht dat vanwege de hiervoor genoemde redenen ervoor is gekozen de randweg zo dicht mogelijk om het dorp en de wijk Cronenburgh te situeren en dat bij het noordelijke deel eveneens rekening is gehouden met de ligging van de golfbaan, het volkstuinencomplex en de begraafplaats aan de Rijksstraatweg.
2.2.3. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de door hem aangedragen alternatieven voor het tracé onvoldoende gemotiveerd heeft verworpen. Daarbij overweegt de Afdeling dat niet alle door [appellant sub 2] genoemde alternatieven door de raad uitvoerig behoefden te worden onderzocht. Evenmin ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat een goede ruimtelijke onderbouwing van de situering van de randweg ontbreekt. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat blijkens de stukken uitvoerig onderzoek is verricht naar de twee meest kansrijke varianten van het tracé en dat naar aanleiding hiervan is besloten tot aanleg van de korte variant, waarbij rekening is gehouden met alle in het gebied aanwezige landschapskenmerken. De raad heeft zich verder in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de te realiseren randweg niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het open karakter van het landelijk gebied en van het bestaande slotenpatroon. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat is getracht het slotenpatroon zo weinig mogelijk te doorbreken en dat de randweg gedeeltelijk langs de Wetering is gesitueerd.
Kennemerland Beheer B.V. heeft niet aannemelijk gemaakt dat verschuiving van het noordelijke deel van de randweg richting de golfbaan dermate belangrijke voordelen biedt, dat de raad niet in redelijkheid voor het huidige tracé heeft kunnen kiezen. Tevens ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat ten onrechte geen planologische herijking heeft plaatsgevonden, nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de raad bij de keuze van het tracé rekening heeft gehouden met de ligging van de golfbaan, terwijl twee van de drie door Kennemerland Beheer B.V. aangedragen alternatieven de golfbaan juist doorsnijden. Ook heeft de aanleg van de golfbaan geen invloed op het standpunt van de raad dat verschuiving van het tracé in de richting van de golfbaan een ongewenste uitbreiding van het stedelijk gebied tot gevolg heeft.
Geluid
2.3. [appellant sub 2] betoogt dat de in het plan voorziene randweg zal leiden tot geluidoverlast ter plaatse van zijn woning. Hiertoe voert [appellant sub 2] aan dat in het akoestisch onderzoek ten onrechte is uitgegaan van in de toekomst afnemende verkeersintensiteiten. Voorts is geen rekening gehouden met het feit dat de woonwijk Cronenburgh door twee in plaats van drie wegen zal worden ontsloten. Dit leidt volgens [appellant sub 2] tot meer stilstaand en optrekkend verkeer en tot een verkeerstoename op de naast zijn woning gelegen Bastertlaan, hetgeen eveneens zal leiden tot geluidoverlast. Verder is volgens [appellant sub 2] in het akoestisch onderzoek geen rekening gehouden met de wind en kan de maximale geluidreductie bij toepassing van geluidreducerend asfalt geen 3 dB bedragen.
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de in het plan voorziene randweg niet zal leiden tot geluidoverlast. De grenswaarde van 48 dB zal niet worden overschreden, nu gebruik zal worden gemaakt van een stil wegdektype. Evenmin zal de verkeerstoename op de Bastertlaan leiden tot onaanvaardbare geluidhinder ter plaatse van de woning van [appellant sub 2]. De raad acht een geluidbelasting van 51 dB ten gevolge van deze ontsluitingsweg aanvaardbaar.
2.3.2. Ten behoeve van de in het plan voorziene randweg is akoestisch onderzoek verricht. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Randweg Loenen aan de Vecht. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai" van Royal Haskoning van 24 juni 2009 (hierna: het akoestisch rapport). In het akoestisch rapport is uitgegaan van de verkeersgegevens uit de notitie "Verkeersonderzoek randweg Loenen" van Witteveen+Bos van 28 april 2009 (hierna: het verkeersonderzoek). Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd met behulp van standaard rekenmethode I en II uit het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2006 (hierna: het RMG 2006). In het akoestisch rapport is ervan uitgegaan dat de woonwijk Cronenburgh door twee wegen zal worden ontsloten. Geconcludeerd wordt dat de grenswaarde van 48 dB ten gevolge van de aanleg van de randweg niet zal worden overschreden indien gebruik wordt gemaakt van een stiller wegdektype dan dicht asfalt beton (DAB). In het akoestisch rapport is voorts vermeld dat de maximumsnelheid op de Bastertlaan 30 km/uur zal bedragen en dat deze weg daardoor niet valt onder de Wet geluidhinder (hierna: de Wgh). De geluidbelasting ten gevolge van de weg is echter wel bepaald. Geconcludeerd wordt dat vanwege de Bastertlaan een maximale geluidbelasting op de woningen zal worden veroorzaakt van 51 dB, hetgeen als toelaatbaar in een stedelijke omgeving wordt gedefinieerd.
De raad verwacht dat ten gevolge van de geringe groei van het verkeer op de N204 en de verbreding van de A2 de verkeersintensiteiten in 2019 minder zullen zijn dan waarvan in het verkeersonderzoek is uitgegaan, doch bij de berekeningen van de geluidhinder is uitgegaan van de in het verkeersonderzoek genoemde intensiteiten als "worst case-scenario". Uit de stukken is voorts gebleken dat op grond van het RMG 2006 bij de berekeningen rekening wordt gehouden met meteorologische omstandigheden zoals wind.
2.3.3. Nu in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van de verkeersgegevens uit het verkeersonderzoek en niet van de door de raad verwachte lagere verkeersintensiteiten, mist het betoog van [appellant sub 2] dat in het akoestisch onderzoek ten onrechte is uitgegaan van in de toekomst afnemende verkeersintensiteiten feitelijke grondslag.
Het betoog van [appellant sub 2] dat ten onrechte geen rekening is gehouden met het feit dat de wijk Cronenburgh door twee wegen zal worden ontsloten mist eveneens feitelijke grondslag, nu uit het akoestisch rapport blijkt dat is uitgegaan van twee ontsluitingen. Daar uit het akoestisch rapport volgt dat vanwege de Bastertlaan een maximale geluidbelasting op de woningen zal worden veroorzaakt van 51 dB en dat dit in een stedelijke omgeving toelaatbaar wordt geacht, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Bastertlaan niet zal leiden tot onaanvaardbare geluidhinder ter plaatse van de woning van [appellant sub 2]. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat ter zitting namens de raad is toegezegd dat zal worden bezien of voor het deel van de Bastertlaan ten westen van de Stoopendaalweg een stiller wegdektype kan worden gekozen, waardoor de geluidbelasting ter plaatse van de woning van [appellant sub 2] zal afnemen.
Ook het betoog dat geen rekening is gehouden met de wind en dat de geluidoverlast hierdoor zal toenemen mist feitelijke grondslag, nu in het rekenmodel van het RMG 2006 rekening wordt gehouden met de meteorologische omstandigheden.
Ten slotte overweegt de Afdeling dat [appellant sub 2] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de geluidreductie bij toepassing van geluidreducerend asfalt geen 3 dB kan bedragen. De enkele stelling is daarvoor onvoldoende.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de in het plan voorziene randweg kan voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van de Wgh en dat onaanvaardbare geluidoverlast ten gevolge van de randweg of de Bastertlaan in redelijkheid niet is te verwachten.
Luchtkwaliteit
2.4. [appellant sub 2] betoogt dat onvoldoende onderzoek is verricht naar de gevolgen van de in het plan voorziene randweg voor de luchtkwaliteit. Hiertoe voert hij aan dat ten onrechte geen onderzoek heeft plaatsgevonden waaruit blijkt dat de grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM10) ter plaatse van zijn woning niet wordt overschreden. Verder stelt [appellant sub 2] dat de raad het argument dat de luchtkwaliteit elders in Loenen aan de Vecht zal verbeteren niet aan het plan ten grondslag heeft mogen leggen, nu de grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM10) ter plaatse van zijn woning wordt overschreden.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de luchtkwaliteit door de aanleg van de randweg ter plaatse van die weg iets zal verslechteren, maar ter hoogte van de Rijksstraatweg zal verbeteren. Nu de grenswaarden van stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes (PM10) niet zullen worden overschreden, acht de raad de aanleg van de randweg aanvaardbaar.
2.4.2. Ten behoeve van het plan is onderzoek verricht naar de gevolgen van de voorziene randweg voor de luchtkwaliteit. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Geactualiseerde luchtkwaliteitsberekeningen randweg te Loenen aan de Vecht" van Witteveen+Bos van 29 mei 2009 (hierna: het luchtkwaliteitonderzoek). Hierin is vermeld dat de aanleg van de randweg leidt tot een lichte afname van de luchtkwaliteit ter plaatse van de randweg zelf, en een verbetering van de luchtkwaliteit ter hoogte van de Rijksstraatweg. Tevens wordt in het luchtkwaliteitonderzoek geconcludeerd dat de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes (PM10) in het gehele onderzochte gebied niet worden overschreden.
2.4.3. [appellant sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het onderzoek gebreken dan wel leemten in kennis vertoont en dat de raad zich derhalve niet in redelijkheid op dit rapport heeft mogen baseren.
Nu in het luchtkwaliteitonderzoek is geconcludeerd dat de grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM10) in het gehele onderzochte gebied niet wordt overschreden, mist het betoog van [appellant sub 2] dat geen onderzoek heeft plaatsgevonden waaruit blijkt dat de grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM10) ter plaatse van zijn woning niet wordt overschreden feitelijke grondslag.
Voorts ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het argument dat de luchtkwaliteit ter hoogte van de Rijksstraatweg zal verbeteren niet mede aan het plan ten grondslag heeft mogen leggen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad eveneens van belang heeft geacht dat de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes (PM10) ter plaatse van de randweg niet worden overschreden.
Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat onvoldoende onderzoek is verricht naar de gevolgen van de in het plan voorziene randweg voor de luchtkwaliteit.
Woon- en leefklimaat
2.5. [appellant sub 2] betoogt dat de in het plan voorziene randweg leidt tot een aantasting van zijn woongenot en van het uitzicht vanuit zijn woning op het onbebouwde achterland. In dit kader wijst [appellant sub 2] erop dat de afstand van de randweg tot zijn woning 45 meter bedraagt, terwijl eerst werd uitgegaan van 60 meter. Voorts voert hij aan dat de komst van de randweg niet voorzienbaar was, nu niet vaststond dat deze zou worden aangelegd.
2.5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de in het plan voorziene randweg niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant sub 2]. Voorts acht de raad de afstand tussen de randweg en de woningen aanvaardbaar. Volgens de raad was, vanwege de lange voorgeschiedenis van de plannen over de randweg, voorzienbaar dat deze zou worden gerealiseerd, zodat eveneens voorzienbaar was dat een vrij uitzicht op de open polder tijdelijk zou zijn.
2.5.2. Aan het perceel waarop de woning van [appellant sub 2] staat is de bestemming "Wonen" toegekend.
Aan de gronden waar de randweg is voorzien is de bestemming "Verkeer" toegekend en aan de gronden tussen deze gronden en het perceel van [appellant sub 2] de bestemmingen "Water" en "Groen".
Uit de verbeelding blijkt dat de kortste afstand tussen het bouwvlak op het perceel van [appellant sub 2] en de randweg ongeveer 57 meter bedraagt.
2.5.3. De Afdeling overweegt dat er geen recht bestaat op blijvend vrij uitzicht. Gezien de situering van de in het plan voorziene randweg, kan worden aangenomen dat het woongenot alsmede het uitzicht van [appellant sub 2] enigszins zullen worden beperkt. Gelet echter op de afstand van ongeveer 57 meter tussen het bouwvlak op het perceel van [appellant sub 2] en de voorziene randweg is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene randweg niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woongenot en het uitzicht van [appellant sub 2]. Daarbij acht de Afdeling van belang dat tussen de woning en de randweg een gracht en twee groenstroken zijn voorzien.
Ter zitting is gebleken dat de raad reeds in 2007 een bestemmingsplan heeft vastgesteld dat de aanleg van de randweg volgens hetzelfde tracé mogelijk maakte, doch dat daaraan om louter procedurele redenen goedkeuring is onthouden. Gelet hierop valt niet in te zien dat, hoewel er nog geen onherroepelijk bestemmingsplan was voor de aanleg van de randweg, [appellant sub 2] geen rekening had behoeven te houden met de aanleg van de randweg.
Conclusie
2.6. In hetgeen Kennemerland Beheer B.V. en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen zijn ongegrond.
Proceskosten
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Troost
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2011
234-694.